31 grote staatondernemingen zijn van plan gedurende het huidige vijfjarenplan voor 991 miljard yuan te investeren in de regio, voornamelijk in de uitbouw van energie, maar ook in infrastructuur. Xinjiangs bestuur zal samen met de betrokken ministeries zwaar investeren in onderwijs maar eveneens in verkeersinfrastructuur. Tenslotte zullen diverse prefecturen jaarlijks van 10 miljard steun kunnen genieten van hun respectieve 20 provincies-partners uit het oostelijk deel van het land waarmee ze verbonden zijn.
Tijdens het voorbije vijfjarenplan hebben 44 centrale staatsondernemingen 573 miljard yuan geïnvesteerd in Xinjiangs petroleum en petrochemie, steenkool energie en metaal. Deze groten staan in voor 70 % van de in de regio geproduceerde toegevoegde waarde. De strategie van Go West uit 2001 waardoor ondernemingen die in Xinjiang investeren van een voorkeurstarief en gratis grond kunnen krijgen, heeft zijn vruchten afgeworpen. Tijdens dit 12° vijfjarenplan zit er zelfs opnieuw een verdubbeling in, want 31 staatsondernemingen plannen voor 991 miljard investeringen in de regio. Neem bijvoorbeeld elektriciteitsgigant China Guodian: Guodian investeerde 20 miljard van 2006 tot 2010 en volgens baas Zhang Chenglong zal deze som verviervoudigen tijdens het lopende vijfjarenplan. Nu komt er nog schone energie als wind-en hydro kracht bij. Door de belastingvoordelen ligt de winst van Guodian in Xinjiang op 10 %, terwijl dit in andere delen van het land 4 % bedraagt. Hij preciseert dat 80 % van zijn personeel lokale bewoners betreffen. De groep Shenhua die gespecialiseerd is in mijnbouw en energie, spendeerde 12,4 miljard tussen 2006 en 2010. Voorzitter Hu Kaijiang beweert dat hij de komende vijf jaar 134 miljard zal spenderen in de regio en 50.000 nieuwe banen scheppen.
Ook concurrent elektriciteitsproducent Huaneng heeft van zijn kant bekendgemaakt dat het de komende 10 jaar 100 miljard yuan zal investeren in Xinjiang. Huaneng streeft tegen 2020 naar een capaciteit van 10 miljoen Kwu en naar een productie van 60 miljoen ton steenkool en 6 miljoen m³ aardgas dat afkomstig is van steenkool. Voor dit project trekt Huaneng 26 miljard yuan uit: steenkool van de Dajingmijn in Oost-Junggar zal omgevormd worden tot aardgas. Het eerste deel van het project moet afgewerkt zijn tegen 2013 en zal jaarlijks 4 miljard m³ aardgas voortbrengen. Dit zou per jaar7 miljard yuan opbrengen en 2,5 miljard winsten en belastingen opleveren.
Voorzitter Jiang Jiemin van PetroChina beloofde dat zijn firma de komende vijf jaar 300 miljard zal investeren voor de uitbouw van Xinjiangs energie tijdens de komende 10 jaren, wat even veel is dan de investering de afgelopen 30 jaar. Daarbij volgt hij de politiek van de uitbouw “van vier basissen, een pijplijn en twee algemene departementen“. In gewone mensentaal houdt dit in een olie- en aardgasbasis, een olieraffinage- en petrochemische basis, een oliereservebasis en een engineering- en technische basis; de pijplijn brengt olie en gas uit Centraal Azië en Rusland; tenslotte is er nog het transport- en het financieel departement. De voorbije 30 jaren heeft PetroChina al 300 miljard geïnvesteerd in Xinjiang. Vorig jaar bereikte Xinjiangs olieproductie 25 miljoen ton petroleum en 24 miljard m3 aardgas. Hij vindt de pronostiek van 80 miljoen voor PetroChina en Sinopec samen tegen 2020 aan de conservatieve kant.
China Power Investment doet de slordige duit van 70 miljard in het zakje. De firma streeft er naar dat tegen 2013 60 % van de grondstoffen lokaal worden benut en dat schone energie instaat voor 40% van de productie. In oktober begint de eerste van 4 fases in de windenergiebasis te Maytas (het kanton Ewin) en deze eerste fase zal 49 mW installeren. Volgens onderzoeker Jing Xiaoping plant China tegen 2020 zeven wind-energiebases te bouwen en dit met een capaciteit van 10 miljoen kW elk. Daarvan zullen er 3 zich in Hami bevinden, beter bekend van de meloenen. China Power Investment begint dit jaar ook met 2 vergassingsprojecten van steenkool die in 2014 een jaarcapaciteit moeten hebben van 2 miljard m3. De staalgroep Baosteel zal volgens voorzitter Xu Lejiang rond de 41 miljard yuan in de regio investeren. .
Merkwaardig is dat ook drie nucleaire groten een bijdrage leveren. De drie zijn de China National Nuclear Corporation (CNNC), de China Guangdong Nuclear Power Holding Corporation (CGNPC) en de China Nuclear Engineering Group, Co. (CNEC). De China National Nuclear Corporation (CNNC) heeft bijvoorbeeld voor 15 miljard yuan projecten: daaronder de bouw van een steenkoolmijn voor een miljoen ton; een steenkoolcentrale in Yili met 2 eenheden die elk 1000 mw kunnen leveren en ook de bouw van een eerste fase van een windenergieproject van 20 mW in Hami. De 2 laatste projecten kosten respectievelijk 10,5 en 4 miljard yuan. De NGNPC gaat voor 2,5 miljard wind- en zonne-energieprojecten opzetten: de windenergie komt in 2 plaatsen namelijk nabij Urumqi en bij Altay. De zonne-energie wordt gepland in de omgeving van Hami
Op bezoek
Journalisten van Liaowang bezochten enkele energie-hot spots. In Xinjiangs ontwikkelingsplan voor de komende vijf jaar staan dus steenkool, steenkoolchemie evenals petroleum en aardgas prominent vooraan. Dit houdt vooreerst meer specifiek de uitbouw van de vier steenkoolvelden Zhundong, Tuha, Yili en Kubai in en het op nationaal vlak opzetten van steenkoolbases met een capaciteit tot 400 miljoen ton. Het plan omvat ook 20 projecten voor steenkoolchemie met een gasproductie tot 76 miljard m3. Het Tuha steenkoolveld focust op transport van steenkool naar het oosten en de ontwikkeling van steenkoolcentrales. Bij het Zhundongveld is dit ook het geval maar komt er steenkoolchemie bij. Het Yilibekken focust voornamelijk op deze chemische sector, maar ook op de opwekking van elektriciteit. Het Kubaiveld voorziet in de lokale bevoorrading van de vier zuidelijke Xinjiangprefecturen voor hun dagelijks gebruik. De exploratie van methaangas wordt vooral in Zhundong, Zhunnan en Tuha verder gezet en twee tot drie demonstratieprojecten worden gelanceerd. Tegen 2015 zal Xinjiangs steenkoolproductie 400 miljoen ton of meer bedragen, waarvan 50 miljoen ton voor export. China Power Investment Group, Huadian Group en Huaneng Group beginnen van hun kant met de uitbouw van 3 zonne-energieprojecten die elektriciteit zullen leveren aan het net en ook aan twee windboerderijen.
De journalisten van Liaowang bezochten de Tazhong werkzone van PetroChina’s Tarimolievelden, het achterland van de Taklamakan woestijn. Beter bekend als de “dodenzee” ligt deze woestijn midden in het Tarimbekken. Dit bevat 8 miljard ton petroleum en 10.000 miljard m3 gas. Daarmee is het een van China’s 4 bekkens met meer dan 15 miljard ton aan energie grondstoffen waarvan de ontginning geopend is. De Tazhong werkzone dateert uit 1996 en is 160 km lang en 50 km breed van noord tot zuid. Daaronder vallen zeven olievelden. De winters zijn er bitter koud, de zomers snikheet, het weer is droog en daar komen nog zandstormen bovenop. Totnogtoe heeft Tazhong in totaal 20 miljoen ton ruwe petroleum en vier miljard m3 aardgas opgeleverd met een totale waarde van meer dan 40 miljard yuan. Partijsecretaris Luo Xiaozhe van Tazhong zei dat de zone dit jaar 680.000 ton ruwe petroleum zal opleveren en een miljard m3 gas. Het plan op middellange termijn voorziet een productie van olie en gas voor 6 miljoen ton tegen 2020. Dazhong is echter maar een deel. Het plan voor alle Tarimvelden voorziet tegen 2019 een productiecapaciteit van 40 miljard m3 aardgas en 8 miljoen ton petroleum.
Volgens partijsecretaris Song Wenjie van PetroChina Tarim Oilfield Company beginnen ze nu pas de 560.000 km2 van het Tarimbekken te verstaan en is er een groter potentieel. Hij gelooft in een olieopbrengst van 40 miljoen ton tegen 2019. Hij voorspelt dat tegen 2020 de totale opbrengst van PetroChina’s ondernemingen in Xinjiang 60 miljoen ton zal bereiken, wat meer is dan het huidige grootste olie-en gasveldbasis Daqing. Hij voorspelt dus dat Xinjiang het grootste centrum zal worden (Daqing heeft zijn beste periode gehad) Naast PetroChina is er ook nog Sinopec zodat beiden dan samen zouden 80 miljoen ton zouden bereiken.
De journalisten bezochten het Lunnanstation, dit is het eerste station van de west-oost gaspijplijn. Het station ontvangt aardgas van zeven velden en levert deze door aan 14 provincies, 110 steden, 3000 middelgrote en grote ondernemingen en 300 miljoen bewoners. Oorspronkelijk ontworpen voor een jaarcapaciteit van 12 miljoen m3, werd na upgrading 18 miljoen m3 bereikt. De pijplijn is 4000 km lang, heeft een diameter van 1.016 mm en eindigt in de Beihebuurt van Shanghai. Ondertussen is een tweede pijplijn in gebruik genomen die gas importeert uit Centraal-Azië en doorstuurt naar de Yangtzerivierdelta en deze van de Parelrivier. Deze pijplijn kan jaarlijks 30 miljard m3 aan. De reporters bezochten het Kela 2-gasveld dat eveneens gas levert aan de west-oost pijplijn. Het ligt in Baicheng in de prefectuur Aksu. Het is momenteel het grootste gasveld dat het meest opbrengt, met hoogste kwaliteit van uitrusting en ook onder de meeste druk. Manager van Kela Zhang Qiang legde uit dat de dagelijkse maximum productie 35 miljoen m3 bedraagt en de jaarproductie 12 miljard m3. Momenteel produceert het veld “maar” 13 miljoen m3 dagelijks, maar dit kan binnen de 5 uren worden opgetrokken tot 35 miljoen. Het veld speelt dus een rol in piekregulering.
Lokale return
Wat brengt dit de lokale gemeenschap nu op vroegen ook de Liaowang journalisten. Daarbij is het nuttig te weten dat de grondstoffenlelasting pas sinds vorig naar vernieuwd werd zodat de lokale overheden en meer kunnen van profiteren , vergeleken met voordien. Het streven van Korla om in 1989 het hoofdkwartier van het oliegebeuren te worden heeft hen geen windeieren gelegd. Het BRP van de Bayingoling Mongoolse Autonome Prefectuur steeg sindsdien 39 maal; het inkomen van het bestuur 37 keer tot 3,3 miljard in 2009. In Aksu zijn de GRP cijfers maal 29 vergroot, het belasting inkomen maal 49. Sinds vorig jaar de taks op de grondstoffen vernieuwd werd, zijn de cijfers nog gunstiger hoewel deze enkel over een jaar gaan. De belasting wordt voortaan berekend op 5 % van de internationale prijs van de ontgonnen bodemschatten. Deze belastingen op de grondstoffen stegen in geheel Xinjiang met 230 % tot 1,91 miljard yuan Er wordt gerekend dat tegen eind dit jaar de olievelden 4 maal meer belastingen aan de overheden zullen afdragen, vergeleken met 2009. Neem bijvoorbeeld het kanton Baicheng dat zich opwerpt als de hoofdstad van het aardgas. De grondstoffentaks steeg er recentelijk 3,5 maal vergeleken met 2009 toen het met 4,2 miljard yuan al het drievoudige bedroeg van in 2005. ¾ van deze belasting gaat naar het regionaal bestuur; ¼ blijft lokaal. Zo incasseerde Baichen in 2009 233 miljoen belastingen uit olie en gas en deze som maakt 54 % uit van het inkomen van het kantonnaal bestuur. Na de hervorming kreeg Baicheng 305 miljoen van deze taks, niettegenstaande een vermindering van de gasproductie. De hervorming geeft de lokale overheid meer spelruimte en deze zal worden gebruikt om de levensvoorwaarden van de bevolking te verbeteren, zo luidt het. Het is dus wachten of de bescheiden gunstige trend wordt verder gezet.
Investeringen
Het zijn uiteraard niet enkel de staatsondernemingen die meer gaan investeren, hoewel ze het initiatief nemen; De meeste ministeries gaan ook zwaar in de regio investeren. Zo zal het ministerie van onderwijs gedurende de komende vijf jaren 80 miljard yuan spenderen voor de verbetering van de onderwijsinfrastructuur. Xinjiangs bestuur hoopt het probleem van de werkloze afgestudeerden op twee jaar op te lossen. Elk jaar levert de autonome regio 80.000 afgestudeerde hogeschoolstudenten af en daarvan vinden 80 % tot nog toe werk. Van de 60.000 werkloze afgestudeerden behoren 80 % tot de minderheden behoren en zijn zowat 60 % vrouwelijk . Tijdens de periode 2002 en 2007 werden afgestudeerde werklozen naar steden in het binnenland gestuurd waar ze een opleiding kregen om nadien te werk gesteld te worden in hun regio van oorsprong.Een andere 10.000 die afstudeerden tussen 2007 en 2009, zullen volgend jaar aan de beurt zijn. De kost wordt gedragen door enerzijds Xinjiang die 400 miljoen spendeert en anderzijds door de onthalende provincies die 450 miljoen bijdragen. Tegen 2012 moet ook zowel de plattelandsbewoner als de stedeling toegang hebben tot een eenvormig gezondheidssysteem.
Inzake infrastructuur zijn ook heel wat verbeteringen gepland om de verbindingen te verbeteren met de omliggende landen. Zo wordt opnieuw het ontwikkelen van de “Zijderoute” of handelsroutes beoogd. Tegen 2015 moet de regio 6 nieuwe luchthavens hebben, wat het totaal op 22 brengt. Het Ministerie van Spoorwegen heeft van haar kant 310 miljard yuan veil om het spoorwegnet in de regio van 3.599 km te doen aangroeien tot 12.000 km in 2020. Spoorverbindingen met Pakistan, Oezbekistan en Kirgizië zijn ook in de maak. 130 miljard gaat naar het verbeteren van de wegen, waaronder de 7.155 km autowegen.
Wat bij ons het minst doordringt, zijn de plannen van de andere provincies om lokaliteiten in Xinjiang te helpen bij hun ontwikkeling. Alle lokaliteiten behalve Urumqi en het welvarende Karamay, zullen van hulp kunnen genieten uit andere provincies of gelijkgestelde stadsgewesten als Peking. Van deze 19 provincies wordt gevraagd dat ze van 2011 tot 2020 tussen 0,3 en 0,6% van hun jaarinkomsten spenderen aan de met hun gejumeleerde lokaliteit. Elk jaar zou zo 10 miljard yuan gaan naar Xinjiang, wat overeenkomt met 26 % van de belastinginkomsten van de regio. De hulp gaat vooral naar het minder ontwikkelde Zuid-Xinjiang, waaronder Kashgar en Hotan en naar de Kirgizische autonome prefectuur Kizilsu. Zoals we al schreven wil de regering van Kashgar een ontwikkelingszone maken met als basis textiel, petroleum, verwerking van landbouwproducten, logistiek en toerisme.
Peking gaat de komende vijf jaren in totaal 7,2 yuan miljard uittrekken voor huisvesting en landbouw in Hotan-stad, Hotan -kanton, Moyu-kanton en het Lopkanton van Hotan-prefectuur. De provincie Guangdong trekt de komende vijf jaren 9,6 miljard yuan uit voor Tumushuke stad, het Shufu-kanton en Jiashi-kanton in Kashgar voor infrastructuur en openbare dienstverlening. Shenzhen voorziet Kashgar-stad en Taxlorgan-kanton met financies, technologie, talent en management. Shanghai steunt het Bachu-, Shache- Zepu en Yechengkanton van Kashgar met huisvesting bestemt tegen aardbevingen, beroepsopleiding en landbouwfaciliteiten. Shandong helpt het Shule-, Yengisar -, Markit- en Yopurga kanton van Kashgar met zuiver drinkwaterprojecten en huisvesting bestand tegen aardbevingen. Zhejiang helpt met 16 miljard één stad en acht kantons van Aksu-prefectuur betreffende nijverheid, moderne landbouw en sociale diensten. Liaoning geeft steun aan Tacheng-prefectuur, Henan de prefectuur Hami, Hebei de autonome Bayinggolin-prefectuur, Shanxi de autonome Changji-prefectuur en zo gaat het rijtje verder over Fujian, Hunan, Hubei, Anhui, Tianjin en Heilongjiang, Jiangxi en Jilin die allen meerdere lokaliteiten zullen ondersteunen.
Gemeenschappen
In deze sectie gaan we de sociale kaart van Xinjiang na: waar de voornaamste gemeenschappen -de Han en de Oeigoeren- zich geografisch bevinden. De talrijke minderheden maken 60 % van de bevolking uit in Xinjiang. De belangrijkste groep -de Oeigoeren- leven voornamelijk in het zuidwesten van de regio. De Hannen die 40% van de bevolking uitmaken, leven hoofdzakelijk in het noordelijk gedeelte van de provincie. Met de snelle ontwikkeling die we in Urumqi zagen na 1990, zien we echter dat het verschil in stad- en platteland dat toen één tegen 1,98 bedroeg, tegen 2000 al was opgelopen tot een ratio één tegen 3,61. De kantons met een grotere kloof bevinden zich in het zuiden; de kantons waar de kloof minder is bevonden zich rond de Tianshan-gordel in het noorden. In het jaar 2000 bedroeg het gemiddeld ruraal inkomen in de 22 zuidelijke kantons amper 935 yuan, wat maar de helft is van het provinciale of regionale gemiddelde.. Van Xinjiangs minderheden leven 24% in de steden en bij de Oeigoeren nauwelijks 19%. Van de Han leven echter 54 % in de steden. In 2002 waren de helft van de 19 steden in de provincie gelegen in het noorden: deze steden omvatten 64 % van de stedelijke bevolking; de oostelijke steden vertegenwoordigen maar 7,32 % van de stadsbewoners en de zuidelijke steden hebben 27 %. De noordelijke steden kennen ook een grotere bevolkingsdichtheid vergeleken met de zuidelijke. In 2002 huisde de Tianshan-gordel van steden en kantons 65 % van de stedelijke bevolking, hoewel dit gebied maar een kwart van Xinjiangs bevolking telt. Regio’s met grotere verstedelijking trekken meer Han aan: in Noord-Xinjiang leven 62% Han, 38 % minderheidsgroepen en maar 12 % Oeigoeren.
En in hoofdstad Urumqi
In 1945 maakten Han en Oeigoeren 6,2 % en 82,7 % uit van Xinjiangs bevolking die toen 3,6 miljoen bedroeg. Van 1957 tot 1967 gingen twee miljoen Han er hun geluk beproeven en gingen zich in Xinjiang vestigen zodat de percentages veranderden tot 40 % tegenover 48 %. De overheid werkte deze economische ontsluiting gecombineerd met defensie tegen de voormalige Sovjet-Unie in de hand. Het mooiste bewijs is het in 1954 gestichte “Xinjiang Production and Construction Corps” die de grootste holding in Xinjiang is met bedrijven en landbouwvelden en die een kwart miljoen personeelsleden telt. In 2008 telde Xinjiang een bevolking van 21 miljoen, waarvan 8,3 miljoen Han en 9,8 miljoen Oeigoeren. Voor 1945 woonde 75 % van de bevolking in het zuiden; nadien met de aankomst van de Han verschoof het zwaartepunt naar het noorden.
Vaak wordt in het westen benadrukt dat de autochtone Oeigoeren zouden weggedrukt worden door de Han-migranten uit het oosten. Een wetenschappelijke studie over 417 migranten in Urumqi tegenover autochtonen geeft aan dat autochtonen drie maal meer kans hebben om in een professionele baan te belanden dan migranten. Er werd naar tewerkstelling gevraagd waarbij drie categorieën onderscheiden worden: kleinhandel (van elektronica en messen tot straatventers), de diensten (slotenmakers, schoenpoetsers tot taxibestuurders) en professionelen (dokters, ingenieurs, business lui). Han-migranten bevinden zich proportioneel meer in de kleinhandel, de Oeigoer-migranten tref je dan weer meer aan in de diensten. Migranten hebben ook dubbel zoveel kans om in de informele sector terecht te komen, zo blijkt.
Bij de migranten betreffen de Han voor 81% te komen uit andere provincies; bij de Oeigoeren komen ze voor 71 % uit het zuidelijk deel van de eigen provincie en zelfs voor 40 % uit Kashgar. Wat de inkomens van de migranten betreft, vallen 3 categorieën te onderscheiden: werkgevers, werknemers en zelfstandigen. Bij de werknemers en de zelfstandigen hebben de Oeigoer-migranten een hoger inkomen dan de Han-migranten, terwijl deze dan op hun beurt een hoger inkomen hebben in de categorie werkgevers. Oeigoer- migranten die als professioneel werken, verdienen 43 % meer dan hun Han-collega’s. In de kleinhandel verdienen de Oeigoeren echter 68 % minder dan de Han. Deze bieden naar verluidt een grotere variëteit aan van waren gaande van schoenen tot elektronica terwijl de Oeigoer-collega’s goedkopere waren aanbieden als messen, snacks en toeristische zaken. In de diensten verdienen de Oeigoeren dan weer meer dan de Han. Eerstgenoemde werken voor 80 % in restaurants, waar goed mee verdiend wordt. De Hannen zijn meer verspreid in verschillende sectoren, ook met lage betaling. Kortom de zwart-wit benadering van de verhouding tussen de twee grootste gemeenschappen moet zeker herzien worden door een meer genuanceerde benadering.
Nergens anders komt de strijd over de gemeenschappen beter tot uiting dan in de renovatie van de stad Kashgar. De stad is een toeristische trekpleister die zich langs de Zijderoute bevindt. De bevolking bestaat voor 90 % uit Moslims. De overheid wil de platte typische adobehuizen bestand maken tegen aardbevingen want de stad bevindt zich op een breuklijn. Westerse mensenrechtenverenigingen bestempelen de renovatie gewoon als een “aanslag op de typische Moslimarchitectuur”. Ze slaagden er zelfs in het Europarlement een resolutie in die zin te laten goedkeuren. Volgens “Global Daily” worden de woningen echter gerenoveerd en van het moderne comfort als kraantjeswater, riolering, elektriciteit en toilet voorzien volgens het plan die de individuele gezinnen samen met de stadsambtenarij overeen kwamen. Zowel de renovatie als de vervangwoning die tijdens de werken ter beschikking werden gesteld zijn gratis. Volgens de “South China Morning Post” echter zijn 80 à 90 procent van de verhuisde personen tevreden met hun ruimere woonst, terwijl ze vroeger opeengepakt leefden, soms met meerderen op 10 à 20 m².Binnenkort is een eerste fase van de werken die 5 jaar zullen duren af. Benieuwd wat hiervan in het westen zal doordruppelen.
Bibliografie
www.chinasquare/tag/xinjiang
Tijdens het voorbije vijfjarenplan hebben 44 centrale staatsondernemingen 573 miljard yuan geïnvesteerd in Xinjiangs petroleum en petrochemie, steenkool energie en metaal. Deze groten staan in voor 70 % van de in de regio geproduceerde toegevoegde waarde. De strategie van Go West uit 2001 waardoor ondernemingen die in Xinjiang investeren van een voorkeurstarief en gratis grond kunnen krijgen, heeft zijn vruchten afgeworpen. Tijdens het volgend vijfjarenplan zit er zelfs opnieuw een verdubbeling in want 31 staatsondernemingen plannen voor 991 miljard investeringen in de regio. Neem bijvoorbeeld elektriciteitsgigant China Guodian: Guodian investeerde 20 miljard van 2006 tot 2010 en volgens baas Zhang Chenglong zal deze som verviervoudigen tijdens het lopende vijfjarenplan. Nu komt er nog schone energie als wind-en Hydro kracht bij. Door de belastingvoordelen ligt de winst van Guodian in Xinjiang op 10 %, terwijl dit in andere delen van het land 4 % bedraagt. Hij preciseert dat 80 % van zijn personeel lokale bewoners betreffen. De groep Shenhua die gespecialiseerd is in mijnbouw en energie, spendeerde 12,4 miljard tussen 2006 en 2010. Voorzitter Hu Kaijiang beweert dat hij de komende vijf jaar 134 miljard zal spenderen in de regio en 50.000 nieuwe banen scheppen.
Ook concurrent elektriciteitsproducent Huaneng heeft van zijn kant bekendgemaakt dat het de komende 10 jaar 100 miljard yuan zal investeren in Xinjiang. Huaneng streeft tegen 2020 naar een capaciteit van 10 miljoen Kwu en naar een productie van 60 miljoen ton steenkool en 6 miljoen m³ aardgas dat afkomstig is van steenkool. Voor dit project trekt Huaneng 26 miljard yuan uit: steenkool van de Dajingmijn in Oost-Junggar zal omgevormd worden tot aardgas. Het eerste deel van het project moet afgewerkt zijn tegen 2013 en zal jaarlijks 4 miljard m³ aardgas voortbrengen. Dit zou jaarlijks 7 miljard yuan opbrengen en 2,5 miljard winsten en belastingen opleveren.
Voorzitter Jiang Jiemin van PetroChina beloofde dat zijn firma de komende vijf jaar 300 miljard zal investeren voor de uitbouw van Xinjiangs energie tijdens de komende 10 jaren, wat even veel is dan de investering de afgelopen 30 jaar. Daarbij volgt hij de politiek van de uitbouw van vier basissen, een pijplijn en twee algemene departementen. In gewone mensentaal houdt dit in een olie- en aardgasbasis, een olieraffinage- en petrochemische basis, een oliereservebasis en een engineering- en technische basis; de pijplijn brengt olie en gas uit Centraal Azië en Rusland; tenslotte is er nog het transport- en het financieel departement. De voorbije 30 jaren heeft PetroChina al 300 miljard geïnvesteerd in Xinjiang. Vorig jaar bereikte Xinjiangs olieproductie 25 miljoen ton petroleum en 24 miljard m3 aardgas. Hij vindt de pronostiek van 80 miljoen voor PetroChina en Sinopec samen tegen 2020 aan de conservatieve kant.
China Power Investment doet de slordige duit van 70 miljard in het zakje. De firma streeft er naar dat tegen 2013 60 % van de grondstoffen lokaal worden benut en dat schone energie instaat voor 40% van de productie. In oktober begint de eerste van 4 fases in de windenergiebasis te Maytas in het kanton Ewin en deze eerste fase zal 49 mW installeren. Volgens onderzoeker Jing Xiaoping plant China tegen 2020 zeven wind-energiebases te bouwen en dit met een capaciteit van 10 miljoen kW elk. Daarvan zullen er 3 zich in Hami bevinden, beter bekend van de meloenen. China Power Investment begint dit jaar ook met 2 vergassingsprojecten van steenkool die in 2014 een jaarcapaciteit moeten hebben van 2 miljard m3. De staalgroep Baosteel zal volgens voorzitter Xu Lejiang rond de 41 miljard yuan in de regio investeren. .
Merkwaardig is dat ook drie nucleaire groten een bijdrage leveren. De drie zijn de China National Nuclear Corporation (CNNC), de China Guangdong Nuclear Power Holding Corporation (CGNPC) en de China Nuclear Engineering Group, Co. (CNEC). De China National Nuclear Corporation (CNNC) heeft bijvoorbeeld voor 15 miljard yuan projecten: daaronder de bouw van een steenkoolmijn voor een miljoen ton; een steenkoolcentrale in Yili met 2 eenheden die elk 1000 mw kunnen leveren en ook de bouw van een eerste fase van een windenergieproject van 20 mW in Hami. De 2 laatste projecten kosten respectievelijk 10,5 en 4 miljard yuan. De NGNPC gaat voor 2,5 miljard wind- en zonne-energieprojecten opzetten: de windenergie komt in 2 plaatsen namelijk nabij Urumqi en bij Altay. De zonne-energie wordt gepland in de omgeving van Hami
Op bezoek
Journalisten van Liaowang bezochten enkele energie-hot spots. In Xinjiangs ontwikkelingsplan voor de komende vijf jaar staan dus steenkool, steenkoolchemie evenals petroleum en aardgas prominent vooraan. Dit houdt vooreerst meer specifiek de uitbouw van de vier steenkoolvelden Zhundong, Tuha, Yili en Kubai in en het op nationaal vlak opzetten van steenkoolbases met een capaciteit tot 400 miljoen ton. Het plan omvat ook 20 projecten voor steenkoolchemie met een gasproductie tot 76 miljard m3. Het Tuha steenkoolveld focust op transport van steenkool naar het oosten en de ontwikkeling van steenkoolcentrales. Bij het Zhundongveld is dit ook het geval maar komt er steenkoolchemie bij. Het Yilibekken focust voornamelijk op deze chemische sector, maar ook op de opwekking van elektriciteit. Het Kubaiveld voorziet in de lokale bevoorrading van de vier zuidelijke Xinjiangprefecturen voor hun dagelijks gebruik. De exploratie van methaangas wordt vooral in Zhundong, Zhunnan en Tuha verder gezet en twee tot drie demonstratieprojecten worden gelanceerd. Tegen 2015 zal Xinjiangs steenkoolproductie 400 miljoen ton of meer bedragen, waarvan 50 miljoen ton voor export. China Power Investment Group, Huadian Group en Huaneng Group beginnen van hun kant met de uitbouw van 3 zonne-energieprojecten die elektriciteit zullen leveren aan het net en ook aan twee windboerderijen.
De journalisten van Liaowang bezochten de Tazhong werkzone van PetroChina’s Tarimolievelden, het achterland van de Taklamakan woestijn. Beter bekend als de “dodenzee” ligt deze woestijn midden in het Tarimbekken. Dit bevat 8 miljard ton petroleum en 10.000 miljard m3 gas. Daarmee is het een van China’s 4 bekkens met meer dan 15 miljard ton aan energie grondstoffen waarvan de ontginning geopend is. De Tazhong werkzone dateert uit 1996 en is 160 km lang en 50 km breed van noord tot zuid. Daaronder vallen zeven olievelden. De winters zijn er bitter koud, de zomers snikheet, het weer is droog en daar komen nog zandstormen bovenop. Totnogtoe heeft Tazhong in totaal 20 miljoen ton ruwe petroleum en vier miljard m3 aardgas opgeleverd met een totale waarde van meer dan 40 miljard yuan. Partijsecretaris Luo Xiaozhe van Tazhong zei dat de zone dit jaar 680.000 ton ruwe petroleum zal opleveren en een miljard m3 gas. Het plan op middellange termijn voorziet een productie van olie en gas voor 6 miljoen ton tegen 2020. Dazhong is echter maar een deel. Het plan voor alle Tarimvelden voorziet tegen 2019 een productiecapaciteit van 40 miljard m3 aardgas en 8 miljoen ton petroleum.
Volgens partijsecretaris Song Wenjie van PetroChina Tarim Oilfield Company beginnen ze nu pas de 560.000 km2 van het Tarimbekken te verstaan en is er een groter potentieel. Hij gelooft in een olieopbrengst van 40 miljoen ton tegen 2019. Hij voorspelt dat tegen 2020 de totale opbrengst van PetroChina’s ondernemingen in Xinjiang 60 miljoen ton zal bereiken, wat meer is dan het huidige grootste olie-en gasveldbasis Daqing. Hij voorspelt dus dat Xinjiang het grootste centrum zal worden (Daqing heeft zijn beste periode gehad) Naast PetroChina is er ook nog Sinopec zodat beiden dan samen zouden 80 miljoen ton zouden bereiken.
De journalisten bezochten het Lunnanstation, dit is het eerste station van de west-oost gaspijplijn. Het station ontvangt aardgas van zeven velden en levert deze door aan 14 provincies, 110 steden, 3000 middelgrote en grote ondernemingen en 300 miljoen bewoners. Oorspronkelijk ontworpen voor een jaarcapaciteit van 12 miljoen m3, werd na upgrading 18 miljoen m3 bereikt. De pijplijn is 4000 km lang, heeft een diameter van 1.016 mm en eindigt in de Beihebuurt van Shanghai. Ondertussen is een tweede pijplijn in gebruik genomen die gas importeert uit Centraal-Azië en doorstuurt naar de Yangtzerivierdelta en deze van de Parelrivier. Deze pijplijn kan jaarlijks 30 miljard m3 aan. De reporters bezochten het Kela 2-gasveld dat eveneens gas levert aan de west-oost pijplijn. Het ligt in Baicheng in de prefectuur Aksu. Het is momenteel het grootste gasveld dat het meest opbrengt, met hoogste kwaliteit van uitrusting en ook onder de meeste druk. Manager van Kela Zhang Qiang legde uit dat de dagelijkse maximum productie 35 miljoen m3 bedraagt en de jaarproductie 12 miljard m3. Momenteel produceert het veld “maar” 13 miljoen m3 dagelijks, maar dit kan binnen de 5 uren worden opgetrokken tot 35 miljoen. Het veld speelt dus een rol in piekregulering.
Lokale return
Wat brengt dit de lokale gemeenschap nu op vroegen ook de Liaowang journalisten. Daarbij is het nuttig te weten dat de grondstoffenlelasting pas sinds vorig naar vernieuwd werd zodat de lokale overheden en meer kunnen van profiteren , vergeleken met voordien. Het streven van Korla om in 1989 het hoofdkwartier van het oliegebeuren te worden heeft hen geen windeieren gelegd. Het BRP van de Bayingoling Mongoolse Autonome Prefectuur steeg sindsdien 39 maal; het inkomen van het bestuur 37 keer tot 3,3 miljard in 2009. In Aksu zijn de GRP cijfers maal 29 vergroot, het belasting inkomen maal 49. Sinds vorig jaar de taks op de grondstoffen vernieuwd werd, zijn de cijfers nog gunstiger hoewel deze enkel over een jaar gaan. De belasting wordt voortaan berekend op 5 % van de internationale prijs van de ontgonnen bodemschatten. Deze belastingen op de grondstoffen stegen in geheel Xinjiang met 230 % tot 1,91 miljard yuan Er wordt gerekend dat tegen eind dit jaar de olievelden 4 maal meer belastingen aan de overheden zullen afdragen, vergeleken met 2009. Neem bijvoorbeeld het kanton Baicheng dat zich opwerpt als de hoofdstad van het aardgas. De grondstoffentaks steeg er recentelijk 3,5 maal vergeleken met 2009 toen het met 4,2 miljard yuan al het drievoudige bedroeg van in 2005. ¾ van deze belasting gaat naar het regionaal bestuur; ¼ blijft lokaal. Zo incasseerde Baichen in 2009 233 miljoen belastingen uit olie en gas en deze som maakt 54 % uit van het inkomen van het kantonnaal bestuur. Na de hervorming kreeg Baicheng 305 miljoen van deze taks, niettegenstaande een vermindering van de gasproductie. De hervorming geeft de lokale overheid meer spelruimte en deze zal worden gebruikt om de levensvoorwaarden van de bevolking te verbeteren, zo luidt het. Het is dus wachten of de bescheiden gunstige trend wordt verder gezet.
Investeringen
Het zijn uiteraard niet enkel de staatsondernemingen die meer gaan investeren, hoewel ze het initiatief nemen; De meeste ministeries gaan ook zwaar in de regio investeren. Zo zal het ministerie van onderwijs gedurende de komende vijf jaren 80 miljard yuan spenderen voor de verbetering van de onderwijsinfrastructuur. Xinjiangs bestuur hoopt het probleem van de werkloze afgestudeerden op twee jaar op te lossen. Elk jaar levert de autonome regio 80.000 afgestudeerde hogeschoolstudenten af en daarvan vinden 80 % tot nog toe werk. Van de 60.000 werkloze afgestudeerden behoren 80 % tot de minderheden behoren en zijn zowat 60 % vrouwelijk zijn. Tijdens de periode 2002 en 2007 werden afgestudeerde werklozen naar vooraanstaande steden in het binnenland gestuurd waar ze een opleiding kregen om nadien te werk gesteld te worden in hun regio van oorsprong.Een andere 10.000 die afstudeerden tussen 2007 en 2009, zullen volgend jaar aan de beurt zijn. De kost wordt gedragen door enerzijds Xinjiang die 400 miljoen spendeert en anderzijds door de onthalende provincies die 450 miljoen bijdragen. Tegen 2012 moet ook zowel de plattelandsbewoner als de stedeling toegang hebben tot een eenvormig gezondheidssysteem.
Inzake infrastructuur zijn ook heel wat verbeteringen gepland om de verbindingen te verbeteren met de omliggende landen. Zo wordt opnieuw het ontwikkelen van de “Zijderoute” of handelsroutes beoogd. Tegen 2015 moet de regio 6 nieuwe luchthavens hebben, wat het totaal op 22 brengt. Het ministerie van Spoorwegen heeft van haar kant 310 miljard yuan veil om het spoorwegnet in de regio van 3.599 km te doen aangroeien tot 12.000 km in 2020. Spoorverbindingen met Pakistan, Oezbekistan en Kirgizië zijn ook in de maak. 130 miljard gaat naar het verbeteren van de wegen, waaronder de 7.155 km autowegen.
Wat bij ons het minst doordringt, zijn de plannen van de andere provincies om lokaliteiten in Xinjiang te helpen bij hun ontwikkeling. Alle lokaliteiten behalve Urumqi en het welvarende Karamay zullen van hulp kunnen genieten uit andere provincies of gelijkgestelde stadsgewesten als Peking. Van deze 19 provincies wordt gevraagd dat ze van 2011 tot 2020 tussen 0,3 en 0,6% van hun jaarinkomsten spenderen aan de met hun gejumeleerde lokaliteit. Elk jaar zou zo 10 miljard yuan gaan naar Xinjiang, wat overeenkomt met 26 % van de belastinginkomsten van de regio. De hulp gaat vooral naar het minder ontwikkelde Zuid-Xinjiang waaronder Kashgar en Hotan en naar de Kirgizische autonome prefectuur Kizilsu. Zoals we al schreven wil de regering van Kashgar een ontwikkelingszone maken met als basis textiel, petroleum, verwerking van landbouwproducten, logistiek en toerisme.
Peking gaat de komende vijf jaren in totaal 7,2 yuan miljard uittrekken voor huisvesting en landbouw in Hotan-stad, Hotan -kanton, Moyu-kanton en het Lopkanton van Hotan-prefectuur. De provincie Guangdong trekt de komende vijf jaren 9,6 miljard yuan uit voor Tumushuke stad, het Shufu-kanton en Jiashi-kanton in Kashgar voor infrastructuur en openbare dienstverlening. Shenzhen voorziet Kashgar-stad en Taxlorgan-kanton met financies, technologie, talent en management. Shanghai steunt het Bachu-, Shache- Zepu en Yechengkanton van Kashgar met huisvesting bestemt tegen aardbevingen, beroepsopleiding en landbouwfaciliteiten. Shandong helpt het Shule-, Yengisar -, Markit- en Yopurga kanton van Kashgar met zuiver drinkwaterprojecten en huisvesting bestand tegen aardbevingen. Zhejiang helpt met 16 miljard één stad en acht kantons van Aksu-prefectuur betreffende nijverheid, moderne landbouw en sociale diensten. Liaoning geeft steun aan Tacheng-prefectuur, Henan de prefectuur Hami, Hebei de autonome Bayinggolin-prefectuur, Shanxi de autonome Changji-prefectuur en zo gaat het rijtje verder over Fujian, Hunan, Hubei, Anhui, Tianjin en Heilongjiang, Jiangxi en Jilin die allen meerdere lokaliteiten zullen ondersteunen.
Gemeenschappen
In deze sectie gaan we de sociale kaart van Xinjiang na: waar de voornaamste gemeenschappen -de Han en de Oeigoeren- zich geografisch bevinden. De talrijke minderheden maken 60 % van de bevolking uit in Xinjiang. De belangrijkste groep -de Oeigoeren- leven voornamelijk in het zuidwesten van de regio. De Hannen die 40% van de bevolking uitmaken, leven hoofdzakelijk in het noordelijk gedeelte van de provincie. Met de snelle ontwikkeling die we in Urumqi zagen na 1990, zien we echter dat het verschil in stad- en platteland dat toen één tegen 1,98 bedroeg, tegen 2000 al was opgelopen tot een ratio één tegen 3,61. De kantons met een grotere kloof bevinden zich in het zuiden; de kantons waar de kloof minder is bevonden zich rond de Tianshan-gordel in het noorden. In het jaar 2000 bedroeg het gemiddeld ruraal inkomen in de 22 zuidelijke kantons amper 935 yuan, wat maar de helft is van het provinciale of regionale gemiddelde.. Van Xinjiangs minderheden leven 24% in de steden en bij de Oeigoeren nauwelijks 19%. Van de Han leven echter 54 % in de steden. In 2002 waren de helft van de 19 steden in de provincie gelegen in het noorden: deze steden omvatten 64 % van de stedelijke bevolking; de oostelijke steden vertegenwoordigen maar 7,32 % van de stadsbewoners en de zuidelijke steden hebben 27 %. De noordelijke steden kennen ook een grotere bevolkingsdichtheid vergeleken met de zuidelijke. In 2002 huisde de Tianshan-gordel van steden en kantons 65 % van de stedelijke bevolking, hoewel dit gebied maar een kwart van Xinjiangs bevolking telt. Regio’s met grotere verstedelijking trekken meer Han aan: in Noord-Xinjiang leven 62% Han, 38 % minderheidsgroepen en maar 12 % Oeigoeren.
En in hoofdstad Urumqi
In 1945 maakten Han en Oeigoeren 6,2 % en 82,7 % uit van Xinjiangs bevolking die toen 3,6 miljoen bedroeg. Van 1957 tot 1967 gingen twee miljoen Han er hun geluk beproeven en gingen zich in Xinjiang vestigen zodat de percentages veranderden tot 40 % tegenover 48 %. De overheid werkte deze economische ontsluiting gecombineerd met defensie tegen de voormalige Sovjet-Unie in de hand. Het mooiste bewijs is het in 1954 gestichte “Xinjiang Production and Construction Corps” die de grootste holding in Xinjiang is met bedrijven en landbouwvelden en die een kwart miljoen personeelsleden telt. In 2008 telde Xinjiang een bevolking van 21 miljoen, waarvan 8,3 miljoen Han en 9,8 miljoen Oeigoeren. Voor 1945 woonde 75 % van de bevolking in het zuiden; nadien met de aankomst van de Han verschoof het zwaartepunt naar het noorden.
Vaak wordt in het westen benadrukt dat de autochtone Oeigoeren zouden weggedrukt worden door de Han-migranten uit het oosten. Een wetenschappelijke studie over 417 migranten in Urumqi tegenover autochtonen geeft aan dat autochtonen drie maal meer kans hebben om in een professionele baan te belanden dan migranten. Er werd naar tewerkstelling gevraagd waarbij drie categorieën onderscheiden worden: kleinhandel (van elektronica en messen tot straatventers), de diensten (slotenmakers, schoenpoetsers tot taxibestuurders) en professionelen (dokters, ingenieurs, business lui). Han-migranten bevinden zich proportioneel meer in de kleinhandel, de Oeigoer-migranten tref je dan weer meer aan in de diensten. Migranten hebben ook dubbel zoveel kans om in de informele sector terecht te komen, zo blijkt.
Bij de migranten betreffen de Han voor 81% te komen uit andere provincies; bij de Oeigoeren komen ze voor 71 % uit het zuidelijk deel van de eigen provincie en zelfs voor 40 % uit Kashgar. Wat de inkomens van de migranten betreft, vallen 3 categorieën te onderscheiden: werkgevers, werknemers en zelfstandigen. Bij de werknemers en de zelfstandigen hebben de Oeigoer-migranten een hoger inkomen dan de Han-migranten, terwijl deze dan op hun beurt een hoger inkomen hebben in de categorie werkgevers. Oeigoer- migranten die als professioneel werken, verdienen 43 % meer dan hun Han-collega’s. In de kleinhandel verdienen de Oeigoeren echter 68 % minder dan de Han. Deze bieden naar verluidt een grotere variëteit aan van waren gaande van schoenen tot elektronica terwijl de Oeigoer-collega’s goedkopere waren aanbieden als messen, snacks en toeristische zaken. In de diensten verdienen de Oeigoeren dan weer meer dan de Han. Eerstgenoemde werken voor 80 % in restaurants, waar goed mee verdiend wordt. De Hannen zijn meer verspreid in verschillende sectoren, ook met lage betaling. Kortom de zwart-wit benadering van de verhouding tussen de twee grootste gemeenschappen moet zeker herzien worden door een meer genuanceerde benadering.
Nergens anders komt de strijd over de gemeenschappen beter tot uiting dan in de renovatie van de stad Kashgar. De stad is een toeristische trekpleister die zich langs de Zijderoute bevindt. De bevolking bestaat voor 90 % uit Moslims. De overheid wil de platte typische adobehuizen bestand maken tegen aardbevingen want de stad bevindt zich op een breuklijn. Westerse mensenrechtenverenigingen bestempelen de renovatie gewoon als een “aanslag op de typische Moslimarchitectuur”. Ze slaagden er zelfs in het Europarlement een resolutie in die zin te laten goedkeuren. Volgens “Global Daily” worden de woningen echter gerenoveerd en van het moderne comfort als kraantjeswater, riolering, elektriciteit en toilet voorzien volgens het plan die de individuele gezinnen samen met de stadsambtenarij overeen kwamen. Zowel de renovatie als de vervangwoning die tijdens de werken ter beschikking werden gesteld zijn gratis. Volgens de “South China Morning Post” echter zijn 80 à 90 procent van de verhuisde personen tevreden met hun ruimere woonst, terwijl ze vroeger opeengepakt leefden soms met meerderen op 10 à 20 m².Binnenkort is een eerste fase van de werken die 5 jaar zullen duren af. Benieuwd wat hiervan in het westen zal doordruppelen.
Bibliografie
www.chinasquare/tag/xinjiang