Xinjiang: wat weten we, hoe komen we aan die kennis en waarom?

Dossier in 3 delen

Noot van de auteurs. Na veel nadenken hebben de auteurs van deze uiteenzetting besloten om anoniem te blijven. Ze willen geen ‘haatmail’ krijgen, of meemaken dat hun werkgever brieven ontvangt of dat hun rechten anderzijds geschonden dreigen te worden. In de onderstaande tekst bedoelen zij met het Westen: de Engelstalige landen (de ‘five eyes’) en een groot deel van Europa. Er is buiten het Westen veel minder publieke belangstelling voor Xinjiang, behalve in landen als Singapore, Maleisië en Pakistan.

ChinaSquare heeft deze studie op Twitter gevonden en plaatst ze als Opinie

Meisje in Xinjiang, januari 2020 (foto Xinhua, Wang Fei)

Inleiding

Wat er gebeurt in Xinjiang, en hoe we dat beoordelen, is een van de kwesties die het meest aandacht krijgt bij het openbare debat over China in het Westen. Wat we weten over de gebeurtenissen in Xinjiang, hoe we dat weten en waarom, zou dus eigenlijk volop stof voor debat en bespreking moeten zijn onder wetenschappers en beleidsmakers en in de media. In dit essay stellen we dat er intussen wel heel veel publicaties en reportages over Xinjiang bestaan, maar dat er rond de vele beweringen in die documenten weinig kritisch onderzoek is gedaan. In plaats daarvan is het onderwerp Xinjiang een zeer emotionele en gepolitiseerde zaak geworden.

Een aantal beweringen over het beleid dat de Chinese staat in Xinjiang voert is in het Westen gemeengoed geworden. Het State Department van de VS vatte ze samen in een verklaring uitgebracht op 19 januari 2021, de laatste dag dat Mike Pompeo minister van Buitenlandse Zaken was.

‘De Volksrepubliek China (VRC) … begaat misdaden tegen de menselijkheid tegen de Oeigoeren van wie de meesten islamieten zijn en tegen andere leden van etnische en religieuze minderheidsgroepen in Xinjiang, daden [zoals] de willekeurige opsluiting … van meer dan een miljoen burgers, gedwongen sterilisatie, foltering van een groot aantal willekeurig gevangen gehouden personen, dwangarbeid, en het opleggen van draconische beperkingen aan de vrijheid van godsdienst en overtuiging, aan de vrijheid van meningsuiting, en de bewegingsvrijheid.’

Pompeo verklaarde dat deze campagne ‘veel en veel erger was geworden’ sinds 2017 en zei vervolgens dat hij tot de conclusie was gekomen dat de VRC ‘een genocide begaat tegen de Oeigoeren van wie de meesten islamieten zijn en tegen andere leden van etnische en religieuze minderheidsgroepen in Xinjiang’ (1). Hoofdartikelen in de belangrijkste media zijn met gelijkaardige conclusies afgekomen, het ene al met meer details dan de andere (2).

Deze verhandeling onderzoekt de overal beschikbare bewijzen voor wat de westerse publieke opinie over het algemeen aanneemt betreffende Xinjiang. Ze geeft kanttekeningen bij wat we weten over de situatie in Xinjiang, hoe het komt dat we dat weten en dat deze kwestie zo op de voorgrond is gekomen. We hebben ons niet op nieuw empirisch onderzoek gebaseerd. We hebben enkel de belangrijkste publicaties bestudeerd waar de beweringen over Xinjiang uit voortkomen. (3) Onze conclusie is dat het tot nog toe verkregen bewijsmateriaal  beperkt is en dat er met de meeste beweringen over de ontwikkelingen in Xinjiang uiterst omzichtig moet worden omgegaan. Het is onze bedoeling kritische vragen te stellen, niet definitieve antwoorden te geven.

De verhandeling begint met een korte bespreking van de achtergronden, na studie van de academische literatuur over Xinjiang (waarvan er tegenwoordig meer is dan van alle andere Chinese regio’s). Dan komen de drie belangrijkste kritieken geuit sinds 2018, die over ‘willekeurige vrijheidsberoving’ of ‘interneringskampen’, ‘dwangarbeid’ en ‘gedwongen sterilisaties’. Vervolgens gaan we in het document na of er genoeg bewijzen zijn om een uitspraak over ‘genocide’ hard te maken, en hoe we het Chinese overheidsbeleid in Xinjiang kunnen verklaren. Het laatste deel gaat over wat er in het Westen over Xinjiang wordt gezegd. 

De achtergronden

Tegenwoordig is de officiële benaming van Xinjiang: de Autonome Oeigoerenregio Xinjiang, zoals vastgelegd in 1955. De regio beslaat ongeveer een zesde van het territorium van de VRC en hij grenst aan 8 buurlanden van China. Xinjiang telt 25 miljoen inwoners, waarvan ongeveer de helft Oeigoeren en 36% Han (4), plus een aantal andere minderheden die, net zoals de Oeigoeren, hoofdzakelijk islamitisch zijn. De regio is al lang van strategisch belang voor de VRC. De ontwikkelingen werden vanaf het begin van de 20e eeuw tot de jaren 60 ervan beïnvloed door de verhouding tussen China en de Sovjet-Unie. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in de jaren 90 van vorige eeuw volgde er in Xinjiang een periode van weer opflakkerende onvrede (5), variërend van weerstand tegen de Chinese modernisering tot het verlangen naar een eigen land voor de Oeigoeren (min of meer zoals de nieuwe stans in Centraal-Azië). Sinds de jaren 90 is dit gepaard gegaan met een zeker mate van geweld.

De historische wortels hiervan zijn moeilijk te ontwarren, maar de recente fase van de gebeurtenissen kan worden teruggevoerd tot juli 2009, toen er protesten uitbraken in de regionale hoofdstad, Urumqi, met geweld gepleegd door zowel de Oeigoerse als de Han-bevolking, waarbij ongeveer 200 doden vielen. In de daaropvolgende jaren viel zowel een groeiende aanwezigheid van staatsveiligheid in de regio op als een reeks gewelddadige incidenten veroorzaakt door extremisten, die door de Chinese regering werden gekenmerkt als ‘terrorisme’.(6) Een van de ernstigste was een aanslag in 2014, waarbij ‘minstens 39 doden’ vielen. Geweld kwam korte tijd ook buiten Xinjiang voor: bij een steekpartij op het treinstation van Kunming kwamen 29 mensen om, en in 2013 reed een jeep op mensen in op het Tiananmen-plein.(7)

De academische literatuur over Xinjiang laat meningsverschillen zien over de redenen voor deze ontwikkelingen. Het doel van dit artikel is niet om daar een oordeel over te vellen. Voor sommigen is het geweld uitgelokt door het staatsbeleid, met het argument dat er een begrijpelijke weerstand is tegen pogingen om de Oeigoerse cultuur of godsdienstvrijheid in te perken. Anderen wijzen op een groei van extremisme en banden met islamitische militanten elders. De reacties van de Chinese overheid waren lange tijd voornamelijk gebaseerd op de gedachte dat economische en sociale ontwikkeling de spanningen zou kunnen verminderen en zou kunnen leiden tot meer acceptatie van de Chinese staat. Daarbij werd er echter weinig rekening gehouden met de wijze waarop kapitaalintensieve en door de staat aangestuurde ontwikkeling in Xinjiang ook de ontevredenheid kon aanscherpen. (8)Tegelijkertijd echter reageerde de staat duidelijk met een versnelde financiering van de veiligheidsinfrastructuur  in Xinjiang.(9)

Nog een belangrijke reactie op de gebeurtenissen van 2009 was een groeiend debat onder Chinese intellectuelen en beleidsmakers over de vraag of het bestaande ‘beleid voor etnische minderheden’ nog altijd doeltreffend was in Xinjiang. Een aantal invloedrijke Chinese academici begon een etnisch beleid van de ’tweede generatie’ te bepleiten, waarbij ze in wezen een ‘smeltkroes’-model aanprezen in plaats van de gedifferentieerde institutionele behandeling van etnische minderheden in de vorm van een voorkeursbeleid, bijvoorbeeld bij toelating tot universiteiten of in het geboortebeleid. Deze debatten gingen verder in de jaren 2010 en er is veel materiaal over in de academische literatuur. Meestal is de conclusie daarin dat er maar in beperkte mate sprake was van officiële veranderingen in de presentatie van het beleid, maar dat er in de praktijk wellicht op assimilatie werd aangestuurd. (10)Vanaf eind 2013 beschouwde Beijing de regio Xinjiang als een ‘kerngebied’ van de Zijderoute, de economische zone die China westwaarts verbindt met het Euraziatische continent. Deze geostrategische bepaling heeft een nieuwe laag toegevoegd aan de veelzijdige context waarin het Westen zich vanaf eind 2017 meer en meer voor Xinjiang begon te interesseren.(11)

Interneringskampen of beroepsonderwijs?

De kwestie die de westerse aandacht echt begon te trekken, was de bewering dat grote aantallen Oeigoeren werden vastgehouden voor ‘politieke heropvoeding’. In veel reportages en artikelen over Xinjiang wordt sindsdien verwezen naar ‘rapporten’ over massale detentie, hoewel vaak met minderwaardige bronnen. In een van de eerste reportages stonden wat losse beweringen (12) terwijl er daarna in de kop van een verhaal van Radio Free Asia in januari 2018 stond dat er 120.000 mensen werden vastgehouden in Kashgar (het uiterste westen van Xinjiang), hoewel er een cijfer van 32.000 werd gegeven voor de hele prefectuur. (13) Het artikel over deze kwestie dat het meeste impact had was echter een paper van Adrian Zenz, gepubliceerd in het academische tijdschrift Central Asian Survey in het najaar van 2018. (14) Zenz schrijft over een in 2013 begonnen ‘beleid van politieke heropvoeding’, zonder gerechtelijke procedures. Hij doet dat op basis van een aantal voorbeelden afkomstig van media en internetbronnen van de overheid in Xinjiang. Zenz gebruikte deze teksten om een ​​beeld te schetsen van een proactief programma van ‘politieke heropvoeding’ gericht op mensen in Xinjiang die waren beïnvloed door ‘religieus extremisme’. De Chinese regering ontkende het aanvankelijk, maar heeft sindsdien toegegeven dat er sprake was van een ‘deradicaliseringsprogramma’ in Xinjiang. (15)

De vraag van 1 miljoen

Gezien deze kwestie in latere beweringen over wat er in Xinjiang gebeurt altijd blijft terugkomen, verdienen verschillende punten uit het artikel van Zenz wat nadere toelichting. Ten eerste lijkt volgens Zenz de tijd waarin individuen ‘politieke heropvoeding’ of ‘deradicalisering’ doormaken te variëren, maar in veel gevallen is de periode vrij kort, misschien een aantal dagen, soms een kwestie van weken. Zenz meldt bijvoorbeeld dat in de stad Ghulja (Yining) ‘personen op wie de aandacht viel’ 4 dagen vorming kregen wat kon oplopen tot 20 dagen (voor ‘de meest recalcitrante ‘strike hard gedetineerden’). Ook bij een aantal andere voorbeelden die hij noemt is er sprake van een korte tijdspanne. In een minderheid van de gevallen kan de opleiding veel langer hebben geduurd of tot langdurige detentie hebben geleid, zoals is beweerd door een aantal Oeigoerse ballingen, hoewel er meer systematisch bewijs nodig is om dit te staven. Later wekte een artikel op basis van ‘gelekte bestanden’ gepubliceerd door de New York Times (16) de indruk dat sommige Oeigoeren waren meegenomen voor ‘vorming’, maar zonder duidelijke informatie over aantal of tijdsduur.

Ten tweede, en in verband met het eerste, is het belangrijk om weten dat slechts een deel van de (Oeigoerse of moslim) bevolking onderworpen is aan deze ‘heropvoeding’. Hier komen we bij een van de grootste problemen in het westerse relaas over Xinjiang, het aantal personen dat mogelijk in ‘heropvoedingscentra’ heeft gezeten (of zit). Het artikel van Zenz uit 2018 is dubbelzinnig en hij zegt zelf dat er ‘geen zekerheid’ is. De samenvatting verwijst simpelweg naar ‘ontelbare duizenden’, terwijl de hoofdtekst op een gegeven moment een schatting suggereert tussen enkele honderdduizenden en een miljoen, met een andere verwijzing naar een getal van ‘iets meer dan een miljoen’.

De onnauwkeurigheid hier is een natuurlijk gevolg van de methodologie van Zenz, hij zoekt namelijk naar internetrapporten met voorbeelden uit bepaalde provincies en gaat daaruit extrapoleren. (17) In één provincie, Khotan (Hetian), wordt een lokale functionaris geciteerd die het heeft over 5 procent van de degenen die blootgesteld waren aan extremistische religieuze invloeden en die  ‘behoorden tot de harde kern’. Zenz kijkt naar een aantal provincies in het zuiden van Xinjiang (waar veel meer Oeigoeren wonen en waar geweld vaker voorkwam in de periode vanaf 2009 en gaat er dan in feite vanuit dat 10 procent van de moslimbevolking deze ‘heropvoeding’ heeft doorgemaakt. Tien procent van de bevolking van Xinjiang, dat geeft een cijfer van een miljoen voor de hele regio.

Een kwestie van tijd

Ondanks deze dubbelzinnigheid en methodologische twijfelachtigheid, is dit cijfer van één miljoen sindsdien een hoeksteen geworden van het verhaal over wat er in Xinjiang gebeurt. Anderen begonnen het cijfer te verdedigen, zoals Jessica Batke.(18) Zij ging uit van de volgende bronnen: het artikel van Zenz, een rapport van China Human Rights Defenders (een in de VS gevestigde ngo) op basis van interviews met acht etnische Oeigoeren in verschillende dorpen in het zuiden van Xinjiang, een uitgelekt rapport dat was doorgespeeld door media van Oeigoerse ballingen en dat sprak over 892.000 in 68 districten van Xinjiang in de lente van 2018, plus een artikel van Radio Free Asia met citaten van vier lokale functionarissen die te horen hadden gekregen dat ze aan quota moesten voldoen (10% van de bewoners in een bepaald dorp, 40% in een ander). Dat is allemaal nauwelijks sluitend bewijsmateriaal. Het rapport van Zenz is het meest uitgebreid, maar zoals gezegd baseert hij zijn cijfer op de veronderstelling dat 10% van de volwassen moslimbevolking het doelwit is. (19) Het werkelijke aantal mensen dat een of ander vorm van heropvoeding heeft ondergaan blijft giswerk. Bij dit alles moeten we rekening houden met de variaties in de tijdsduur van de ‘heropvoeding’. De algemeen verspreide gedachte is dat er ‘meer dan een miljoen Oeigoeren en andere moslims…in Xinjiang vastzitten in massale interneringskampen’ (let vooral op de tegenwoordige tijd) (20). Stel nu nog even dat we de cijfers aannemen, dan vloeit uit het bewijsmateriaal logisch voort dat het dichter bij de waarheid is wat de auteur van de Chaguan column in The Economist schrijft, namelijk: ‘meer dan een miljoen Oeigoeren hebben in Xinjiang gedurende de afgelopen jaren een keer in zo’n kamp gezeten.(21)

Detentiecentrum of verzorgingstehuis? (foto Global Times)

Satellietbeelden

Wij willen hier te benadrukken dat het niet gaat om de vraag of dergelijke acties ethisch aanvaardbaar zijn, maar dat veel van de beweringen over de omvang ernstig overdreven lijken en niet goed onderbouwd met bewijs. In feite onthult het artikel van Zenz geen direct, verifieerbaar bewijs van massale internering (in tegenstelling tot zijn bewijs voor kortdurende ‘vorming’ of openbare aanbestedingen voor de bouw van voorzieningen). Er zijn alleen citaten van mediaberichten (met name Radio Free Asia) en anekdotische rapporten (inclusief van ballingen) met beweringen dat er zoiets aan de hand is. Gezien het aantal keren dat het werk van Zenz door de media is geciteerd, kunnen we hier spreken van cirkelredeneringen die zelfreferentieel zijn geworden.

Hieraan gekoppeld is de vraag hoeveel van dergelijke voorzieningen (‘kampen’ of ‘centra’) er in Xinjiang zijn. Zenz maakt een optelsom van het aantal inschrijvingen op aanbestedingen van gebouwen die dienen voor heropvoeding, en hij impliceert hierbij dat dit iets zegt over ‘detentiekampen’. Andere schattingen van het aantal ‘kampen’ zijn afkomstig van de analyse van satellietbeelden, hoewel meestal niet duidelijk is uit welke bronnen die beelden afkomstig zijn. Batke verwijst bijvoorbeeld naar een BBC-reportage waarin een onderzoek werd aangehaald van ‘analisten bij een multinationaal lucht- en ruimtevaartbedrijf’ die oordeelden dat ‘44 gebouwen waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk gebruikt werden voor beveiligingsactiviteiten’ en gegevens van ASPI over 28 gebouwen met erbij de opmerking dat het totale aantal wel meer dan 1.000 kan zijn. (22) Het is niet duidelijk hoe men tot dit soort oordelen komt of waarom ‘beveiligingsgebouwen’ of bijvoorbeeld gebouwen omgeven door hoge muren als ‘interneringskampen’ of ‘heropvoedingskampen’ moeten worden beschouwd en niet als fabrieken of complexen van staatsdiensten (misschien zelfs van het leger of van een militie). Om deze verhalen te weerleggen heeft de Chinese regering foto’s gepubliceerd van een aantal van de gebouwen waarvan ASPI beweert dat het ‘interneringskampen’ zijn. Het blijkt om commerciële of openbare gebouwen te gaan.

Insinuaties zijn geen bewijzen

Nog een punt is wat er in de ‘kampen’ of ‘centra’ omgaat. Zenz citeert aanbestedingsberichten voor overheidsbestellingen van een reeks producten, van sanitaire voorzieningen en uitrusting voor catering tot beveiligings- en bewakingsapparatuur, die allemaal samen genomen geen uitsluitsel geven. Uiteindelijk is er weinig – of geen – onafhankelijk bewijs van wat er daar gebeurt, waarop oordelen kunnen worden gebaseerd over de vraag of de functie van de instellingen beter kan worden omschreven als ‘beroepsonderwijs’, ‘de-radicalisering’, ‘heropvoeding’ of iets anders. De Chinese regering beweert dat ze onderwijs en vorming heeft geboden om mensen te voorzien van nuttige vaardigheden voor het dagelijkse leven.

Van het kleine aantal ballingen dat buiten China is geïnterviewd, komen er beweringen over foltering en andere onmenselijke behandelingen. Tot nog toe is er alleen sprake van alleenstaande gevallen en zijn er geen belangeloze getuigen (hoewel de Chinese regering veel meer getuigen aan het woord kan laten dan diegenen die zich buiten het land bevinden). De meest recente artikelen over wat er mogelijk in de kampen heeft plaatsgevonden, zijn de moeite waard om te bekijken. Ze kunnen ons immers iets vertellen over wat we weten (of niet weten), over het hoe en waarom. Op 2 februari 2021 publiceerde de BBC een stuk waarin werd beweerd dat er ‘systematische verkrachting’ plaatsvond in de ‘kampen’, gebaseerd op enkele individuele getuigenissen, die in datzelfde stuk door Zenz als ‘gezaghebbend’ werden beschreven. (23) Deze verontrustende verhalen zijn moeilijk te staven, maar – hoe schokkend ze ook zijn – ze vormen geen bewijs dat er een systematische wantoestand is. Tegen het einde van die uitzending zei China-commentator Charles Parton het volgende: ‘Het was onwaarschijnlijk dat Xi of andere topfunctionarissen van de partij opdracht tot verkrachting of marteling zouden hebben gegeven of dit hebben goedgekeurd … maar ze zouden er zeker hebben geweten’. Er wordt geenenkel bewijs geleverd voor deze uitlating, maar ze zet wel aan tot grondige afkeer. (24) De Chinese regering heeft de aantijgingen afgewezen en geprobeerd de getuigen in diskrediet te brengen, onder meer door de aandacht te vestigen op tegenstrijdige getuigenissen die ze in eerdere interviews hadden afgelegd. Ten slotte is het vermeldenswaard dat de Chinese regering heeft verklaard dat de laatste ‘afgestudeerden’ van de ‘beroepsopleidingscentra’ hun opleiding eind 2019 hebben afgerond. (25)

Eerste conclusie

Dit lijkt echter geen enkele invloed te hebben gehad op het westerse debat over Xinjiang, en de meeste commentatoren herhalen nog steeds regelmatig dat er een miljoen mensen ‘geïnterneerd zijn in kampen in Xinjiang’, of uitlatingen van die strekking. Wat concluderen we in dit deel van onze uiteenzetting? Dat er sprake is van ‘politieke heropvoeding’ of een ‘deradicaliseringsprogramma’ in Xinjiang is aannemelijk, maar ook dat dit gericht is tegen slechts een klein deel van de (moslim)bevolking daar. Verder is het moeilijk te achterhalen in hoeverre er sprake was van vrijwilligheid of van dwang bij de deelname aan opleidingen. Het is waarschijnlijk er aan een groter aantal mensen beroepsopleiding is aangeboden en dat een kleinere groep politieke heropvoeding moest ondergaan. In hoeveel ‘centra’ dat doorging blijft hoogst onzeker, evenals hoeveel personen er op enig moment bij betrokken waren en voor hoelang. Maar beweringen als ‘een miljoen moslims zitten vast’ in Xinjiang lijken niet te worden ondersteund door een zorgvuldig onderzoek van het bewijsmateriaal, zelfs niet bij scherpe critici van de Chinese staat, zoals Adrian Zenz (wiens artikel uit 2018 geen direct bewijs bevat van massa-internering). Het is ook mogelijk dat het heropvoedingsprogramma intussen is beëindigd.

Eindnoten Deel 1

  1. State Department, Determination of the Secretary of State on Atrocities in Xinjiang, 19 januari 2021. https://2017-2021.state.gov/determination-of-the-secretary-of-state-on-atrocities-in-xinjiang/index.html
  2. Een recent artikel dat een goed idee geeft van welke meningen gemeengoed zijn geworden: https://www.newyorker.com/news/a-reporter-at-large/china-xinjiang-prison-state-uighur-detention-camps-prisoner-testimony
  3. De focus ligt vooral op academische artikelen en uitgebreide onderzoeksrapporten. De auteurs hebben die niet allemaal zeer grondig gelezen en er kunnen er nog meer zijn waarvan zij geen weet hebben. Er wordt zoveel gepubliceerd in de media dat het ondoenbaar is om ook die berichtgeving helemaal te verwerken.
  4. Officiële statistieken uit 2018. Global Times (2021). An Analysis Report on Population Change inXinjiang, 7 jan. https://www.globaltimes.cn/page/202101/1212073.shtml
  5. Hassan H. Karrar (2018). Resistance to state-orchestrated modernization in Xinjiang: The genesis of unrest in the multiethnic frontier. China Information 32(2), 183-202.
  6. Sheena Chestnut Greitens, Myunghee Lee and Emir Yazici (2019/2020). Counterterrorism and Preventive Repression: China’s Changing Strategy in Xinjiang. International Security 44(3), 9-47.
  7. Austin Ramzy and Chris Buckley (2019). ‘Absolutely no mercy’: Leaked files expose how China organized mass detentions of Muslims. New York Times, 16 nov. https://www.nytimes.com/interactive/2019/11/16/world/asia/china-xinjiang-documents.html
  8. Sean Roberts (2016). Development with Chinese Characteristics in Xinjiang: A Solution to Ethnic Tension or Part of the Problem. In China’s Frontier Regions: Ethnicity, Economic Integration and Foreign Relations, edited by Michael E. Clarke and Douglas Smith. London and New York: I.B. Tauris. Thomas Cliff (2016).
  9. Lucrative Chaos: Interethnic Conflict as a Function of the Economic ‘Normalization’ of Southern Xinjiang. In Ethnic Conflict and Protest in Tibet and Xinjiang: Unrest in China’s West, edited by Ben Hillman and Gray Tuttle. New York: Columbia University Press. Adrian Zenz and James Leibold (2020).
  10. Securitizing Xinjiang: Police Recruitment, Informal Policing and Ethnic Minority Co-optation. The China Quarterly 242, 324-348. Sun Yan (2019). Debating Ethnic Governance in China. Journal of Contemporary China 28(115), 118-132. James Leibold (2013). Ethnic Policy in China: Is Reform Inevitable? Honolulu: East-West Centre.
  11. Michael Clarke (2020). Beijing’s Pivot West: The Convergence of Innenpolitik and Aussenpolitik on China’s ‘Belt and Road’?. Journal of Contemporary China 29(123), 336-353.
  12. Megha Rajagopalan (2017). This is what a 21st-century police state really looks like. BuzzFeed News, 17 oct. https://www.buzzfeednews.com/article/meghara/the-police-state-of-the-future-is-already-here
  13. Radio Free Asia (2018). Around 120,000 Uyghurs Detained For Political Re-Education in Xinjiang’s Kashgar Prefecture. 22 jan. https://www.rfa.org/english/news/uyghur/detentions-01222018171657.html
  14. Het cijfer van 32.000 werd door Zenz aangehaald, zie volgende voetnoot.
    Adrian Zenz (2019). ‘Thoroughly reforming them towards a healthy heart attitude’: China’s political re-education campaign in Xinjiang. Central Asian Survey 38(1), 102-128. Een voordruk die online is geplaatst, dateert van 6 september 2018.
  15. Normatieve oordelen over dit soort programma’s zullen verschillen, en deradicaliseringsprogramma’s elders zijn controversieel gebleken (dit is niet bedoeld om een directe vergelijking te maken tussen de Chinese aanpak en die elders, iets wat Chinese functionarissen hebben gedaan. Wij willen gewoon opmerken dat dit soort programma waarschijnlijk wordt betwist.
  16. Ramzy and Buckley, Absolutely no mercy.
  17. De auteurs kunnen de logica en de structuur van al die artikelen moeilijk om volgen. De stukken rijgen vaak losse en gedeelteijke informatie aan elkaar, om ze dan uit volle overtuiging voor te stellen als onomstootbare feiten, zonder rekening te houden met andere mogelijke visies op de geleverde bewijzen, zonder enig besef van de beperktheid van het materiaal waarop ze hun conclusies baseren. Het gaat hier om elementaire zwakheden in de methodologie van hun onderzoek.
  18. Jessica Batke (2019). Where Did the One Million Figure for Detentions in Xinjiang’s Camps Come From? ChinaFile, 8 jan. https://www.chinafile.com/reporting-opinion/features/where-did-one-million-figure-detentions-xinjiangs-camps-come
  19. Er zijn enkele berichten in de media dat het miljoen een VN-cijfer is. De enige verwijzing die we hiernaar konden vinden, zijn de besprekingen van de bewering tijdens een hoorzitting van de Commissie inzake de uitbanning van rassendiscriminatie in augustus 2018, maar deze zijn gebaseerd op de beweringen van anderen, niet op enig onafhankelijk VN-werk. Zie https://www.ohchr.org/EN/NewsEvents/Pages/DisplayNews.aspx?NewsID=23452&LangID=E
  20. Sean R. Roberts (2021). The Roots of Cultural Genocide in Xinjiang. Foreign Affairs. https://www.foreignaffairs.com/articles/china/2021-02-10/roots-cultural-genocide-xinjiang
  21. Chaguan. China doubles down in Xinjiang. The Economist. 12 Dec. 2020 (cursief door de auteurs van deze verhandeling). https://www.economist.com/china/2020/12/10/china-is-doubling-down-in-xinjiang
  22. Cfr. Batke, The One Million Figure.
  23. BBC (2021). ‘Their goal is to destroy everyone’: Uighur camp detainees allege systematic rape. 2 feb. https://www.bbc.com/news/world-asia-china-55794071
  24. Parton schreef een dag later een commentaar over dezelfde kwestie in The Spectator; de timing laat vermoeden dat hij de inhoud van de BBC uitzending kende voordat zijn commentaar uitkwam.
  25. Eva Dou en Philip Wen (2020). ‘Admit Your Mistakes, Repent’: China Shifts Campaign to Control Xinjiang’s Muslims. Wall Street Journal. 6 feb 2021
    https://www.wsj.com/articles/china-shifts-to-new-phase-in-campaign-to-control-xinjiangs-muslims-115809 85000

Noot van ChinaSquare: Wij publiceren dit rapport in afleveringen als een ‘dossier Xinjiang-campagne’

Lees het ook in de South China Morning Post

Xinjiang: wat weten we, hoe komen we aan die kennis en waarom? Deel 2

by externe bijdrage • 11 mei 2021 • 1 Comment

ChinaSquare heeft de onderstaande studie op Twitter gevonden en plaatst ze als Opinie.
De auteurs hebben besloten om anoniem te blijven. ‘Ze willen geen “haatmail” krijgen, of meemaken dat hun werkgever brieven ontvangt of dat hun rechten anderzijds geschonden dreigen te worden.
Deel 1 ging over: ‘interneringskampen of vakscholen?’ en ‘de vraag van 1 miljoen’.

Deel 2

Deze aflevering van het dossier gaat over beschuldigingen als ‘dwangarbeid’ ‘gedwongen sterilisatie’, en de genocide-veroordeling voor Xinjiang. Die volgden op (en uit) de claim van internering van een miljoen Oeigoeren. Zijn hiervoor ernstige bewijzen of gaat het om politieke anti-Chinese propaganda?

naaisters in Zuid-Xinjiang jan. 2020 (foto China Daily)

‘Dwangarbeid’ of werkgelegenheidsprogramma’s?

Het idee dat het beleid van de Chinese regering is overgegaan van ‘heropvoeding’ naar een fase met een andere aanpak werd expliciet vermeld in een rapport van ASPI van februari 2020. Dat rapport lijkt het eerste te zijn waarin een andere belangrijke bewering over Xinjiang wordt uiteengezet, namelijk die van systematische ‘dwangarbeid’. In de tweede alinea van de samenvatting staat: (1)

De ‘heropvoedings’-campagne lijkt een nieuwe fase in te gaan, aangezien regeringsfunctionarissen nu beweren dat alle ‘cursisten’ zijn ‘afgestudeerd’. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat veel Oeigoeren nu gedwongen worden om in fabrieken in Xinjiang te werken. Dit rapport onthult dat Chinese fabrieken buiten Xinjiang ook Oeigoerse werknemers inhuren in het kader van een regeringsprogramma voor de uitbuiting van migrantenarbeiders, dat nieuw leven is ingeblazen. Sommige fabrieken blijken gebruik te maken van Oeigoerse werknemers die rechtstreeks uit ‘heropvoedingskampen’ komen.

Oeigoeren die in andere delen van China werken is geen nieuw fenomeen, het bestaat al bijna twee decennia of langer (zoals het ASPI-rapport zelf opmerkt); de aanleiding voor de onrust in Xinjiang in 2009 was een confrontatie tussen Oeigoerse en Han-arbeiders in een fabriek in Guangdong.(2)

Het ASPI-rapport gebruikt zoekresultaten van Baidu over tewerkstelling of verplaatsing van arbeid vanuit Xinjiang om aan te tonen dat deze praktijk vanaf 2017 sterk is toegenomen. Maar beweren dat dit wordt aangemoedigd of zelfs georganiseerd door de regering is op zich geen bewijs van ‘dwangarbeid’ of dwang. De onzekerheid van het verband tussen de twee wordt gesuggereerd door het taalgebruik van ASPI zelf wanneer het ‘dit probleem’ aankaart in het begin van het rapport:

De Chinese regering heeft de massale verplaatsing van Oeigoeren en andere etnische minderheden uit … Xinjiang naar fabrieken in het hele land vergemakkelijkt. Onder omstandigheden die sterk wijzen op dwangarbeid, werken Oeigoeren in fabrieken die deel uitmaken van de toeleveringsketens van … bekende wereldmerken …’ (blz. 3, cursivering van onszelf).

Dit rapport gaat niet echt in op de andere bewering van ASPI over arbeiders ‘die gedwongen worden te werken in fabrieken in Xinjiang’. De reden hiervan lijkt dat het rapport vooral de aandacht wil vestigen op het risico dat ‘wereldmerken’ medeplichtig zijn aan het gebruik van dwangarbeid, en die kwestie (die voeding geeft aan het bredere ‘ontkoppelingsdebat’ in het Westen) overweegt in het rapport.

Arbeidsmigratie, een bekend verschijnsel

Kwesties rond arbeid spelen niet alleen in Xinjiang. Er is al lange tijd kritiek op de arbeidsomstandigheden in China, ook voor veel van de meer dan 250 miljoen ‘binnenlandse arbeidsmigranten’. (3) Het punt hier is dat wat in het ASPI-rapport wordt gezegd over ‘verplaatsing van arbeid’ bij de Oeigoeren en de omstandigheden in fabrieken ver van huis, vergelijkbaar lijkt met de situatie voor andere arbeidsmigranten. In wezen is dit verhaal niet specifiek voor Xinjiang, afgezien van de verhoogde aandacht in het Westen voor alles wat met die regio te maken heeft (men zou evengoed een rapport kunnen schrijven over arbeidsmigratie vanuit Sichuan of Henan, bijvoorbeeld).

Katoen-en textielsector als mikpunt

Een volgend document over ‘dwangarbeid’ richtte zich op de katoenteelt in Xinjiang, een van de belangrijkste industriesectoren in de regio. In de tekst, geschreven door Adrian Zenz, wordt gesteld dat ‘honderdduizenden arbeiders van etnische minderheden in Xinjiang gedwongen worden met de hand katoen te plukken in het kader van een door de staat opgelegd programma van dwangarbeid en ‘armoedebestrijding’. (4) Net als het ASPI-rapport is het een belangrijk doel van dit stuk om te lobbyen bij internationale bedrijven zodat die toeleveringsketens verlaten waarbij arbeid uit Xinjiang betrokken zou kunnen zijn (deze publicaties lijken op dat punt behoorlijk succesvol te zijn geweest, en hebben de ‘ontkoppelings’-agenda vooruitgeholpen die door vele leden van de regering Trump werd bepleit).

katoenteelt in Xinjiang (foto Xinhua / Ding Lei)

Om te bewijzen dat dit ‘dwangarbeid’ is, worden regeringsverklaringen over de organisatie van het ‘verplaatsen van arbeid’ geïnterpreteerd. In een BBC-reeks op basis van het document van Zenz (en bezoeken aan Xinjiang waar de journalisten niet veel konden filmen of met veel mensen konden praten) komt het dubbelzinnige karakter van de beweringen sterk naar voor, als er bijvoorbeeld wordt gesproken over ‘conditions that … appear to raise a high risk of coercion’, ‘omstandigheden die een hoog risico op dwang lijken in te houden’ (5)

Goochelen met cijfers

Meer recentelijk publiceerde de Jamestown Foundation nog een rapport van Zenz over arbeid.(6) Zenz maakt (in constructieve bewoordingen) bezwaar tegen sommige conclusies van ASPI, waaronder het verband tussen ‘afgestudeerden’ van de ‘kampen’ en verplaatsing van arbeid en tegen sommige van de bewijzen die ASPI aandraagt voor dwang, en wijst er ook op dat de conclusies die worden getrokken uit anekdotisch bewijsmateriaal problematisch kunnenzijn.(7) Zenz stelt in plaats daarvan dat er twee afzonderlijke programma’s bestaan (die door ASPI op één hoop worden gegooid): de verplaatsing van arbeidskrachten tussen provincies, meestal een oplossing voor overtollige arbeidskrachten op het platteland (in twee provincies noemt hij werkloosheidscijfers van 43,6% en 71,3%; zie blz. 18-19), waarbij hij beweert dat er bij sommige van deze programma’s in toenemende mate dwang aan te pas komt; en een ander programma voor ‘afgestudeerden’ van de centra, die gewoonlijk in fabrieken in de buurt worden geplaatst, die vaak speciaal voor dat doel zijn gebouwd. Een van de meest sensationele beweringen in zijn rapport is dat 1,6 miljoen overtollige landarbeiders in heel Xinjiang ‘het risico lopen dwangarbeid te moeten verrichten in het kader van het programma voor de verplaatsing van arbeid’. Echter, ‘het risico lopen’ is nauwelijks een precieze formulering, en het aantal is een herhaling van Zenz’ eigen veronderstellingen over het deel van de bevolking dat op deze manier kan worden gecategoriseerd (blz. 19). Voor Zenz is de noodzaak om ‘gehoorzaam te zijn aan de fabrieksleiding’ ook een vorm van ‘dwang’ (blz. 24). De in het rapport aangehaalde enquêtegegevens over de bereidheid van individuen om naar andere delen van China te verhuizen, leveren geen sluitende bewijzen.

Zomervakantie 2020 in Tekes (Xinjiang) foto Wang Fei

Gedwongen sterilisatie of geboortebeleid?

Een andere belangrijke bewering is dat Oeigoerse vrouwen op grote schaal het slachtoffer zouden zijn van ‘gedwongen sterilisatie’. Dit is gebaseerd op een artikel geschreven door Zenz en gepubliceerd door de Jamestown Foundation in juni 2020.(8) De conclusies van dit rapport lijken nogal vaag te zijn, met schijnbare inconsistenties en tegenstrijdige data.(9) Zo wordt bijvoorbeeld beweerd dat de regering van plan was ‘om 80 procent van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd in de vier zuidelijke prefecturen met minderheden op het platteland te onderwerpen aan ingrijpende operaties voor geboortepreventie … waarbij het werkelijke aandeel waarschijnlijk veel hoger zal liggen (sic)’ (Samenvatting, p. 3), terwijl we later lezen dat ‘In 2018 steriliseerde Xinjiang 1,1 procent van alle getrouwde vrouwen in de vruchtbare leeftijd’ (p. 17), en dat het ‘waarschijnlijk is dat de autoriteiten van Xinjiang zich bezighouden met de massale sterilisatie van vrouwen met drie of meer kinderen’ (p. 18). Zenz merkt op dat uit de nationale volkstelling van 2010 bleek dat 19,7% van de Oeigoerse vrouwen drie of meer kinderen had.

Dit laatste punt raakt aan de kern van hoe Zenz een interpretatie geeft van wat net zo goed een verschuiving in beleidsaanpak zou kunnen zijn. De voor de hand liggende interpretatie is dat de autoriteiten uiteindelijk een geboortebeleid in Xinjiang zullen toepassen om de gezinsgrootte te beperken. Deze interpretatie wordt ondersteund door de publieke verklaring in 2017 dat Xinjiang een ‘uniform geboortebeleid voor alle etnische groepen’ in praktijk zal brengen. (10) Of de betrokken vrouwen meer dan twee of drie kinderen willen krijgen vereist verder onderzoek, en de maatgevende opvattingen over geboortebeperking (al dan niet door de staat gestuurd) lopen ook uiteen. Maar er is hier niets dat erop wijst dat het gezinsplanningsbeleid in Xinjiang specifiek is ontwikkeld voor Xinjiang of voor de Oeigoeren, of bedoeld is om hen ervan te weerhouden kinderen te krijgen. Evenmin is het mogelijk uit de toepassing van dit beleid af te leiden dat het gaat om het bevorderen van de ‘assimilatie in het ‘Chinese Natie-Ras’ (Zhonghua minzu)’ van de Oeigoeren, zoals de redactie op basis van de tekst van Zenz beweert. (11)

Lagere school in Moyu (Xinjiang) in 2020 (foto Xinhua)

En toch…meer kinderen en meer kleuterscholen

Zoals Zenz zelf opmerkt, blijkt uit de meest recent beschikbare statistieken (tot 2018) dat de Oeigoerse bevolking is gegroeid, hoewel het groeitempo (wat als tweede kan worden afgeleid uit de cijfers) recenter kan zijn gedaald, terwijl de Han-bevolking van Xinjiang van 2012 tot 2018 is afgenomen (de in de vorige paragraaf besproken bronnen suggereren dat er ook enig bewijs is voor een vermindering van de Han-migratie naar Xinjiang in de katoensector). Zoals de Chinese regering heeft aangegeven, is de Oeigoerse bevolking van Xinjiang de afgelopen jaren in absolute en relatieve zin gegroeid, en maakte zij in 2018 meer dan de helft uit van de bevolking van de regio. (12)

Een andere bewering, gebaseerd op getuigenissen van ballingen, is dat Oeigoerse kinderen onder dwang bij hun families zijn weggehaald. Een onderzoeksjournalist die Xinjiang bezocht, wees op een grote toename van het aantal kleuterscholen in Xinjiang vanaf 2017, en beweerde dat ze buiten een kleuterschool had gewacht tot kinderen zouden vertrekken, maar dat er aan het eind van de dag geen naar buiten was gekomen. (13) Ook voor deze data is een eenduidige verklaring mogelijk, namelijk dat er in Xinjiang meer is geïnvesteerd in onderwijs, en dat onderwijs in internaten deel uitmaakt van het schoolsysteem, zoals dat ook elders in China het geval is (nogmaals, normatieve beoordelingen van de wenselijkheid hiervan zullen variëren).

straatbeeld Hotan (noordwesten van Xinjiang) in 2020 (foto Xinhua)

Zijn de beweringen over genocide geloofwaardig?

Discussies in beleidskringen over de vraag of wat er in Xinjiang gebeurde een ‘genocide’ is, vonden al begin 2019 plaats (voordat veel van het bewijsmateriaal waarop de bewering naderhand werd gebaseerd, opdook). In het midden van 2020 werd de term vaker in het openbaar gebruikt en begin 2021 dook het begrip nog veel vaker op, waarschijnlijk doordat het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken op 19 januari 2021 voor het beleid van China in Xinjiang die term had gebruikt.

De eerste opvallende openbare vermelding van ‘genocide’ in verband met Xinjiang was in de tekst van Zenz van juni 2020 bij de Jamestown Foundation over ‘gedwongen sterilisaties’. Eerst komt er een opmerking van de redactie die bestaat uit een alinea waarin het werk van Zenz en zijn referenties worden geprezen, dan een alinea waarin het rapport wordt samengevat, gevolgd door het volgende:

Op basis van onderzoek in oorspronkelijk Chinees bronmateriaal presenteert Dr. Zenz een overtuigend bewijs dat het apparaat van de CCP-partijstaat in Xinjiang betrokken is bij ernstige schendingen van de mensenrechten die voldoen aan de criteria voor genocide zoals gedefinieerd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de preventie en de bestraffing van genocide. (Cursivering toegevoegd)

Deze bewering is op geen enkele wijze met de analyse in het artikel verweven en komt pas weer aan de orde in de laatste paragraaf, waar Zenz de kwestie in minder duidelijke bewoordingen als volgt aan de orde stelt:

‘Deze bevindingen geven aanleiding tot ernstige bezorgdheid over de vraag of het beleid van Beijing in Xinjiang in fundamentele opzichten kan worden aangemerkt als een demografische genocidecampagne volgens de tekst van Sectie D, Artikel II van het VN-Verdrag inzake de Preventie en de Bestraffing van de Misdaad van Genocide’.

In de tekst zelf ontbreekt elke detaillering of argumentatie hiervoor. Dat doet de vraag rijzen of dit punt mogelijkerwijze in een laat stadium aan het rapport is toegevoegd, wellicht op voorstel van de redactie.

Artikel II van het betreffende VN-verdrag stelt dat ‘genocide’ betekent: elk van de volgende daden, begaan met het oogmerk een nationale, etnische, raciale of religieuze groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen. (14) Vervolgens somt het vijf daden op, te beginnen met ‘het doden van leden van de groep’ (sectie A). Deel D (geciteerd door Zenz) luidt: ‘het opleggen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen’. Het is belangrijk op te merken dat de werkingssfeer van artikel II breder is dan de gangbare opvatting van genocide, die over het algemeen wordt opgevat als het massaal doden van een volk. Er is inderdaad geen bewijs voor een massale sterfte van Oeigoeren in Xinjiang, of voor enige suggestie van de critici van China’s beleid dat dit heeft plaatsgevonden – één commentator die de genocideclaim onderschrijft stelt expliciet dat ‘er geen bewijs is van een campagne om te doden’. (15)

Debat in Washington

Het debat over genocide in Xinjiang lijkt betrekking te hebben op deel D en tot op zekere hoogte op deel E (‘Kinderen van de groep met geweld overbrengen naar een andere groep’). Dit debat was verhit, maar heeft geen uitsluitsel gegeven. In het besluit van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 19 januari 2021 staat alleen dat het besluit is genomen ‘na zorgvuldig onderzoek van de beschikbare feiten’ (er staat ook dat de genocide niet alleen op de Oeigoeren is gericht maar ook op ‘andere etnische en religieuze minderheidsgroepen in Xinjiang’, hoewel er geen verdere details of bewijzen voor deze toevoeging zijn). Volgens een bepaald artikel waren deskundigen op het ministerie van Buitenlandse Zaken verdeeld over de kwestie, waarbij juristen tegen de vaststelling pleitten. (16) Bij gebrek aan elke publieke argumentatie door het ministerie van Buitenlandse Zaken is het heel goed mogelijk om Pompeo’s vaststelling te interpreteren als meer ingegeven door politieke motieven dan door een nuchtere beoordeling van de feiten. Ook de verklaringen van functionarissen van de regering-Biden ter ondersteuning van het gebruik van de term kunnen worden verklaard uit hun wens om niet te worden bekritiseerd als ‘soft’ jegens China, vooral aangezien sommigen – zoals Blinken – hun opmerkingen over de genocidekwestie hebben gemaakt voordat zij daadwerkelijk in functie traden. Andere prominente commentatoren lieten niet in hun kaarten kijken. Sean Roberts bijvoorbeeld (die al geruime tijd kritiek heeft op China inzake Xinjiang) sluit zich niet aan bij de bewering dat er sprake is van genocide. (17) Charles Parton vertelde de BBC echter dat hij geloofde dat er genocide werd gepleegd in Xinjiang, maar klapte min of meer dicht toen hem werd gevraagd waarom dat beleid werd gevoerd. (18)

2 essentiële vragen en de antwoorden erop

Twee analytische vragen staan centraal in deze bewering: of er bewijs is van maatregelen gericht tegen Oeigoeren die in aanmerking zouden kunnen komen onder artikel II; en of er ‘opzet’ is van de kant van de beleidsmakers om ‘de Oeigoeren geheel of gedeeltelijk te vernietigen’.

Uit onze analyse als auteurs van de hierboven besproken stukken blijkt dat – in tegenstelling tot wat Jamestown en Zenz beweren – er geen bewijs is van een specifiek op Oeigoeren gericht geboortebeperkingsbeleid, en dat het reeds lang bestaande Chinese beleid van gezinsplanning Oeigoeren blijft toestaan kinderen te krijgen. Sectie D lijkt derhalve niet van toepassing te zijn. Beweringen over artikel E (‘gedwongen overplaatsing van kinderen’) worden niet gerechtvaardigd door systematisch onderzoek dat wij als auteurs hebben gezien (zoals hierboven opgemerkt), hoewel er een klein aantal incidentele verslagen van Oeigoerse ballingen is, die door sommigen worden gebruikt om te beweren dat artikel E wel van toepassing is.

Er is ook een probleem rond het begrip ‘opzet’. In zijn stuk over ‘de waarheid’ over genocide gaat Parton hier als volgt op in:

De CCP geeft geen uitsluitsel over haar intenties, hoewel zij in de buurt komt wanneer Xi aandringt op de ‘sinisering’ van religie of zijn visie van een nieuwe ‘Zhonghua minzu’ naar voren brengt (gewoonlijk vertaald als ‘Chinese natie’, maar ‘Chinees ras’ is een meer getrouwe vertaling).

Nang brood, een specialiteit van Xinjiang (bakkerij in Horgos, 2021)

De 2 betekenissen van Zhonghua minzu

Er gaapt echter een enorme kloof tussen het gebruik van de term Zhonghua minzu in het etnische beleid van de VRC en in Xinjiang en de ‘intentie om’ de Oeigoeren te vernietigen. Zhonghua minzuis een term die reeds lang deel uitmaakt van het beleidsdiscours van de VRC over nationalisme en etniciteit en kan niet eenvoudigweg worden herleid tot ‘ras’ (de term heeft sinds het einde van de Qing-dynastie een stempel gedrukt op het denken over de Chinese nationale identiteit). In het taalgebruik van de Volksrepubliek China, omvat Zhonghua minzu de idee van gemeenschappelijkheid tussen de burgers van China als natiestaat, terwijl daarnaast de categorisering van 56 minzu (etnische groepen) sinds de jaren vijftig de diversiteit heeft geïnstitutionaliseerd; tussen beide zit een zekere spanning, en het relatieve gewicht dat aan deze ideeën wordt gegeven maakt deel uit van het debat over het etnische beleid van de ‘tweede generatie’, maar dat is iets heel anders dan ‘de bedoeling om bevolkingsgroepen te vernietigen’. Wat de ‘sinisering’ van religie betreft, blijkt uit officiële beleidsverklaringen over Xinjiang dat het hier gaat om de bestrijding van extremisme en op religie gebaseerde politieke oppositie, (19) en Xi zelf wordt in ‘uitgelekte documenten’ die door de New York Times zijn gepubliceerd, geciteerd als iemand die het idee verwerpt dat de islam (in China) moet worden beperkt of uitgeroeid, en die opmerkt dat functionarissen ‘hun recht op eredienst moeten respecteren’. (20) Parton citeert ook Xi als hij zegt: ‘We moeten etnische separatistische activiteiten hard aanpakken en de strijd tegen het separatisme voortzetten met zowel culturele als militaire middelen’, maar ook dit is verre van een ‘voornemen om een volk te vernietigen’.

Conclusie

Samenvattend is de conclusie van de voorliggende uiteenzetting dat er geen overtuigend bewijs is geleverd van een ‘intentie om het Oeigoerse volk te vernietigen’. Een vaststelling van genocide is niet geloofwaardig.

Eindnoten deel 2

  1. De eerste alinea is een samenvatting van bestaande beweringen over ‘heropvoedingskampen’. Zie Australian Strategic Policy Institute (ASPI) (2020). Oeigoeren te koop: ‘Heropvoeding’, dwangarbeid en bewaking buiten Xinjiang. Policy Brief No. 26, 1 mrt. https://www.aspi.org.au/report/uyghurs-sale
  2. Voor details, zie David Tobin (2020). Een ‘strijd op leven en dood’: Han en Oeigoerse onveiligheid aan China’s noordwestelijke grens. The China Quarterly 242, 301-323.
  3. Voor een uitstekend boek over dit onderwerp, zie Pun Ngai (2016). Migrantenarbeid in China. Polity Press.
  4. Een eerder rapport van CSIS had geconcludeerd dat het ‘mogelijk’ was dat minderheden werden gedwongen om katoen te plukken, maar dat ‘meer informatie [nodig] was’. In het beste geval blijft het bewijs voor dwang zwak. (Sommige berichten in de media gingen verder dan het begrip ‘dwangarbeid’ en beweerden dat er sprake was van ‘slavenarbeid’; zelfs de rapporten van Zenz ondersteunen dat niet, aangezien de arbeiders worden betaald).
  5. BBC (2021). China’s ‘besmet’ katoen. https://www.bbc.co.uk/news/extra/nz0g306v8c/china-tainted-cotton
  6. Adrian Zenz (2021). Coercive Labor and Forced Displacement in Xinjiang’s Cross-Regional Labor Transfer Program: A Process-Oriented Evaluation. De Jamestown Foundation. https://jamestown.org/product/coercive-labor-and-forced-displacement-in-xinjiangs-cross-regional-labor-tr ansfer-program/. Een van zijn bronnen is een onderzoeksrapport van de Nankai Universiteit (dat hij in een bijlage vertaalt), en hoewel dit een goede bron kan zijn, wordt er veel afgeleid uit dit ene rapport, dat niet van een officiële instantie afkomstig is. De BBC bracht op dezelfde dag een verhaal over dezelfde kwestie, waarin ook het ‘Nankai-rapport’ werd geciteerd.Zie https://www.bbc.com/news/world-asia-china-56250915
  7. Dit wijst er in ieder geval op dat alle teksten over dit onderwerp met een normale kritische blik moeten worden bestudeerd.
  8. Adrian Zenz (2020). Sterilisaties, spiraaltjes en verplichte geboortebeperking: De campagne van de  CCP om het geboortecijfer van de Oeigoeren in Xinjiang te drukken. Jamestown Foundation. https://jamestown.org/product/sterilizations-iuds-and-mandatory-birth-control-the-ccps-campaign-to-suppr ess-uyghur-birthrates-in-xinjiang/
  9. De methodologie van Zenz bestaat er opnieuw in op zoek te gaan naar officiële documenten of mediaberichten op het Chinese internet, en verregaande conclusies te trekken in de veronderstelling dat het kleine aantal van dergelijke berichten dat hij vindt representatief is. Dit kan de schijnbare inconsistenties verklaren in de cijfers die in het hele rapport worden aangehaald.
  10. Cao Siqi (2017). Xinjiang implementeert nieuw uniform etnisch gezinsplanningsbeleid. Global Times 31 juli 2017  https://www.globaltimes.cn/content/1058905.shtml
  11. Zie hieronder voor de bespreking van het concept Zhonghua minzu.
  12. Global Times (2021). An Analysis Report on Population Change in Xinjiang, 7 jan. 2021
    https://www.globaltimes.cn/page/202101/1212073.shtml
  13. Vice News (2021). China’s Vanishing Muslims: Undercover in the Most Dystopian Place in the World. Video available at https://youtu.be/v7AYyUqrMuQ
  14. De tekst van de Conventie kan worden geraadpleegd op https://www.un.org/en/genocideprevention/documents/atrocity-crimes/Doc.1_Convention%20on%20the%20Prevention%20and%20Punishment%20of%20the%20Crime%20of%20Genocide.pdf
  15. Charles Parton (2021). De waarheid over China’s genocide tegen de Oeigoeren. The Spectator. 3 feb. 2021
  16. Zie Colum Lynch (2021). Advocaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken concluderen dat er onvoldoende bewijs is om genocide in China te bewijzen. Foreign Policy. 19 feb. 2021
    https://foreignpolicy.com/2021/02/19/china-uighurs-genocide-us-pompeo-blinken/
  17. Roberts, De wortels van culturele genocide.
  18. BBC: Oeigoeren: ‘Geloofwaardige zaak’. China voert genocide uit. 8 feb.2021 https://www.bbc.com/news/uk-55973215
  19. 陈全国:深入学习贯彻习近平总书记重要讲话精神 以新疆工作的优异成绩庆祝建党100周年, Xinjiang Daily, 5 jan. 2021.
  20. Ramzy en Buckley, Absolutely no mercy.

Lees ook in de SCMP

Deel 3

Dit is het slot: over het Chinese beleid in Xinjiang en de westerse opinievorming over de regio.

Hua Chunying, woordvoerder min. BuZa China over Xinjiang (foto ministerie)

Het Chinese Staatsbeleid in Xinjiang

Wat is dan het doel van het beleid van Beijing ten aanzien van Xinjiang? In het voorliggende document is niet veel aandacht besteed aan de verklaringen van de Chinese regering of de Chinese media, waarin sommige aantijgingen in detail worden weerlegd. (1) Maar op basis van wat de Chinese regering heeft verklaard en van de literatuur over Xinjiang, kunnen wij een aantal hoofdlijnen van de Chinese beleidsdoelstellingen in Xinjiang onderscheiden.

Extremisme en terrorisme

Ten eerste is de regering duidelijk van mening dat er in Xinjiang sprake is van een ‘extremistisch’ of ‘terroristisch’ probleem. Het bewijs hiervoor werd eerder door belangrijke westerse regeringen aanvaard. Het gaat over een aantal aanslagen in de periode tot 2015, evenals berichten over banden tussen extremisten in Xinjiang en elders (met inbegrip van de verklaring van de leider van Daesh dat Xinjiang veroverd moet worden). (2) Volgens de autoriteiten zijn er sinds 2016 geen grote terroristische aanslagen meer geweest in Xinjiang, en dit wordt in Beijing zeker gezien als een teken van een succesvol beleid. Een belangrijk onderdeel daarvan is de ruime inzet van zware beveiligingsmaatregelen en bewaking in Xinjiang, wat blijkt uit overheidsuitgaven en uit incidentele artikelen, en videomateriaal uit Xinjiang.

Deradicalisering

Ten tweede lijkt reactie van de Chinese staat verder te zijn gegaan dan beveiliging tegen deze dreiging, door te trachten personen met meer ‘extremistische’ ideeën en ideologieën te ‘deradicaliseren’, onder meer door het gebruik van ‘opleidingscentra’. Dit is van nature controversieel. De Chinese regering heeft het vergeleken met de de-radicaliseringsaanpak elders, en hoewel (zoals in deel 1 besproken) de omvang van hun eigen programma onduidelijk is, lijkt het aanzienlijk uitgebreider te zijn dan de-radicaliseringsprogramma’s in Europa, bijvoorbeeld. Dat dit antwoord naar verhouding is met de dreiging van extremistisch geweld in Xinjiang kan worden aangevochten.

De Ak moskee in Urumqi, hoofdstad Xinjiang 13 april 2021 (foto Xinhua)

Minderhedendebat

Ten derde is er het bredere politieke debat in China over het beleid ten aanzien van etnische minderheden van de ‘tweede generatie’, dat voornamelijk is aangezwengeld door de ontwikkelingen in Xinjiang en Tibet. Zoals wij aan het begin van deze uiteenzetting hebben opgemerkt, lijkt dit debat te hebben geleid tot beperkte veranderingen in het formele beleidskader dat op een aantal manieren een voorkeursbehandeling voor personen uit etnische minderheden (en administratieve eenheden van etnische minderheden) mogelijk maakt, hoewel er in de praktijk een tendens is naar een meer assimilerende benadering. Sommige wetenschappers die deze kwestie al vele jaren bestuderen, hebben gesteld dat ‘een beleid voor etnische minderheden van de tweede generatie’ al zichtbaar is, (3) hoewel dit formeel gezien voorbarig lijkt. Immers, Oeigoeren en anderen kunnen zich nog steeds als zodanig identificeren en komen nog altijd in aanmerking voor een aantal voorkeursmaatregelen, zoals bij toelatingscriteria voor universiteiten. Op andere gebieden, zoals die van het groter gebruik van het standaard Chinees (Putonghua) in het lager en middelbaar onderwijs, is er een tendens naar praktijken die meer op assimilatie gericht zijn. Een voorbeeld dat in een recent artikel diepgaand werd onderzocht, is wat er in schoolboeken staat over de relatie van etnische minderheden tot de staat, waaruit blijkt dat een genuanceerde analyse nodig is om te kunnen vatten wat er gebeurt. (4)

De verhouding tussen de nationale identiteit en die van de minderheden is controversieel, niet alleen in China. Maar ook al is er in Xinjiang een trend naar een assimilatie-model, dan is dit ver verwijderd van een evolutie naar ‘uitroeiing’ van de Oeigoerse identiteit of ‘culturele genocide’ (een term die vaak wordt gebruikt, hoewel hij er hier geen verband is met het VN-Verdrag). Uit anekdotisch bewijsmateriaal blijkt dat sommige Oeigoeren niet gelukkig zijn met deze veranderingen, terwijl anderen hebben geprofiteerd van de grotere toegang tot banen die het leren van Chinees bijvoorbeeld met zich meebrengt. In Chinese beleidskringen bestaat duidelijk geen sympathie voor enige vorm van ‘een thuisland voor Oeigoeren’ in Xinjiang. Diegenen in Xinjiang die dit willen, en hun medestanders buiten China, zullen op dit punt altijd van mening verschillen. Een fundamentele botsing van visies tussen sommigen in Xinjiang en het Chinese beleid zal waarschijnlijk blijven bestaan.

Economische ontwikkeling, pro en contra

Economische ontwikkeling blijft een ander belangrijk kenmerk van het regeringsbeleid. Dit omvat de al lang bestaande aanmoediging van migratie naar plaatsen waar meer werkgelegenheid is, en investeringen in industrie en infrastructuur in Xinjiang. In de literatuur zijn tal van analyses te vinden waaruit blijkt dat deze aanpak van de ontwikkeling ongelijk en onevenwichtig is geweest (net zoals in andere delen van China). Het centrale belang van Xinjiang in de Economische Zone van de (nieuwe) Zijderoute heeft een aantal tegenstellingen verscherpt en de wens van de regering om voor stabiliteit in de regio te zorgen versterkt. Er staan nog veel uitdagingen op de agenda. Vermeldenswaard is ook dat de westerse boycot van katoen uit Xinjiang de regering er juist toe kan aanzetten meer werkgelegenheid voor Oeigoeren te scheppen buiten Xinjiang als de economie van de regio wordt getroffen.

Urumqi by night

Conclusie en positiebepaling

Samenvattend kan worden gesteld dat uit het voor dit document onderzochte bewijsmateriaal blijkt dat er erg veel beveiliging aanwezig is in Xinjiang, voornamelijk ingegeven doordat de staat een voortdurende ‘extremistische’ dreiging heeft gezien in de talrijke aanslagen in de hele regio in de eerste helft van de jaren 2010. Er zijn ook aanwijzingen voor een geleidelijke verschuiving in het beleid naar een meer assimilerende benadering van etnische minderheden en een striktere uitvoering van het gezinsplanningsbeleid, maar er is geen radicale verschuiving naar een benadering die hun identiteit ontkent of tracht te vernietigen – wij opperen hierbij dat deze conclusie consistent is met de opmerkingen van Xi Jinping over ‘versterking van etnische interactie, uitwisselingen en vermenging’ in Xinjiang, en dat deze opmerkingen niet moeten worden opgevat als een aanwijzing dat het de bedoeling is de Oeigoerse identiteit uit te wissen. Intussen zijn de autoriteiten erop gebrand de economische ontwikkeling en modernisering in de regio te bevorderen, onder meer door migratie aan te moedigen naar plaatsen waar meer banen beschikbaar zijn, zij het op een manier die kan botsen met de voorkeuren van een deel van de plattelandsbevolking van Xinjiang. Niets van dit alles ondersteunt beschuldigingen van genocide, misdaden tegen de menselijkheid of zelfs ‘culturele genocide’, hoewel het zeer aannemelijk is dat er gevallen van mishandeling voorkomen, en dat het ‘verzet van de harde lijn’ op brute wijze wordt aangepakt. China’s algemene benadering van politieke rechten, met inbegrip van hun relatie tot economische ontwikkeling en staatsbelangen, verschilt van die in liberale democratieën, en ook dit maakt deel uit van de context die je moet meenemen om Xinjiang te begrijpen.

Voor het geval het nog niet duidelijk is, willen we verklaren dat wij het niet eens zijn met uitspraken die suggereren dat in Xinjiang vrede en harmonie heersen. De werkelijkheid blijkt veel gecompliceerder te zijn.

De openbare meningsvorming over Xinjiang in het Westen

Complexiteit is echter geen kenmerk van het beeld zoals dat wordt geschetst in het grootste deel van de berichtgeving in de westerse media, of in de meeste verklaringen van politici of zelfs regeringen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken onder Pompeo heeft China beschuldigd van ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en ‘genocide’. Parlementen in Canada en Nederland hebben ervoor gestemd om te spreken van genocide. In de westerse politieke wereld is hierover weinig ruimte voor afwijkende meningen, of zelfs maar voor het stellen van vragen. Uitdrukkingen als ‘Xinjiang-ontkenner’ worden gebruikt om iedereen uit te sluiten die vraagtekens durft te plaatsen bij wat intussen algemeen wordt aangenomen. Wie zich ‘niet uitspreekt tegen’ het Chinese beleid ten aanzien van Xinjiang wordt met naam genoemd en met de vinger gewezen op sociale media of wordt het voorwerp van ‘cancelcultuur’-campagnes. Onlangs werd The Economist zwaar bekritiseerd voor een redactioneel artikel waarin werd gesuggereerd dat de gebeurtenissen in Xinjiang geen genocide vormden (hoewel het artikel wel de omschrijving ‘misdaden tegen de menselijkheid’ steunde), waarbij sommigen het blad opriepen tot het aanbieden van ‘excuses’ voor het uiten van dit standpunt. Er is slechts een klein aantal uitzonderingen op de dominantie van dit verhaal. (5)

Waarom zou de heersende opinie over Xinjiang zo zijn aangeslagen?

Ten eerste is er gewoonweg de enorme stroom van publicaties. Het ene artikel na het andere komt uit met beweringen en bewijzen van huiveringwekkende wreedheden. Als je ze zorgvuldig leest merk je dat de meeste van deze stukken weinig nieuws toevoegen (het zijn veelal bewerkingen van de artikelen van Zenz, met wat extra individuele getuigenissen). Deze verhalen gaan vooral over hoe het Westen moet reageren, nemen veel van het ‘bewijsmateriaal’ gewoon over, of citeren, als een vorm van recycling, eerdere artikelen als bewijsmateriaal. Het is het vermelden waard dat veel van de oorspronkelijke verslagen over zogenaamde ‘wreedheden’ in Xinjiang uit de pen gevloeid zijn van Adrian Zenz, de man die ook een prominente rol heeft gespeeld bij het verspreiden van de beweringen via mediaoptredens en getuigenissen in het Amerikaanse Congres. Zelden heeft één onderzoeker zo’n grote invloed gehad op openbare politieke debatten. Ten gevolge hiervan hangt het oordeel over Xinjiang in hoge mate af van de geloofwaardigheid van het werk van Zenz. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Chinese propaganda-apparaat Zenz herhaaldelijk met naam en toenaam heeft genoemd.

Ex minister BuZa Pompeo, de promotor van de genocide-claim (foto Xinhua)

Voedingsbodems

Ten tweede is er de laatste jaren een duidelijke verschuiving opgetreden in het westerse publieke debat over China. Deze verschuiving heeft zich vooral in de VS, maar ook in Europa voorgedaan, waarbij de wending van de regering Trump naar een vijandig Chinabeleid een centrale rol heeft gespeeld. Dit heeft een aantal complexe oorzaken: China als mogelijke gelijkwaardige concurrent van de VS, de onzekerheden van de Amerikaanse politieke elite en haar behoefte aan rivalen, de wens om China weg te houden van de betrekkingen met moslimstaten, de rol van belangengroepen, enzovoort. Deze vijandige politiek heeft echter een ideologische wending genomen, waarbij de nadruk wordt gelegd op het anders-zijn en de vermeende minderwaardigheid van het Chinese systeem. Verhalen zoals die van Zenz over Xinjiang zijn koren op de molen van de tegenstanders van China. Onder de critici zijn er waarschijnlijk die oprecht geloven in hun eigen ideologie, in de overtuiging dat ze met de nodige druk China in een liberale democratie kunnen veranderen. Maar dieperliggende stereotype ideeën over ‘oosters despotisme’ voeden deze tendensen ook (en zijn aan de oppervlakte gekomen in de manier waarop er met Covid-19 is omgegaan).

Oproep

Kortom, de huidige westerse meningsvorming over Xinjiang lijkt evenzeer een politiek project te zijn als een poging om achter de waarheid te komen. Nu China voor velen in het Westen zo’n emotioneel onderwerp is geworden, lijken de kansen op een meer rationele en objectieve discussie over Xinjiang gering. De auteurs van deze uiteenzetting hopen dat dit document op zijn minst een aanmoediging kan zijn om dit uiterst belangrijke onderwerp opnieuw op een normale kritische manier te behandelen. (6)

De vertaling van het hele dossier is van D. Nimmegeers

Eindnoten deel 3

  1. Bijvoorbeeld een persconferentie in Peking in februari 2021. Zie https://www.fmprc.gov.cn/mfa_eng/wjbxw/t1854674.shtml
  2. Anna Hayes (2020). Interwoven ‘Destinies’: over de betekenis van Xinjiang voor de Chinese Droom, het Belt and Road Initiative, en de impact van Xi Jinping. Journal of Contemporary China 29 (121), 31-45, pp. 41-42.
  3. Gerald Roche en James Leibold (2020). China’s tweede generatie etnische beleidsmaatregelen zijn er al. Made in China Journal, 7 sept. 2020 https://madeinchinajournal.com/2020/09/07/chinas-second-generation-ethnic-policies-are-already-here/
  4. Taotao Zhao en Sow Keat Tok (2020). ‘Van academisch discours naar politieke beslissingen? De kwestie van de Xinjiang Ethnic Unity Education Textbook Reform’. The China Quarterlyhttps://doi.org/10.1017/S0305741020000119.
  5. De meest prominente uitzonderingen waren een reeks rapporten van Grayzone, waarin Zenz persoonlijk werd aangevallen en talrijke inconsistenties in zijn rapporten werden geschetst. Een voorbeeld van ‘cancelcultuur’ in deze context was een brief die begin februari door een groep ngo’s (onder de naam ‘Hong Kong Global Connect‘) werd geschreven aan de president van Columbia University, waarin werd geklaagd over opmerkingen die Prof. Jeffrey Sachs had gemaakt over Xinjiang en andere China-gerelateerde kwesties.
  6. Wat in dit alles wordt gemist is een serieus debat over wat de westerse beleidsdoelstellingen ten aanzien van Xinjiang zouden moeten zijn en wat kan worden bereikt. Het sanctioneren van individuen lijkt niet te werken. Beijing aan de schandpaal proberen te nagelen lijkt alleen maar de perceptie te versterken dat het Westen er op uit is China te pakken en dat sommige van zijn media en denktanks deelnemen aan een georganiseerde desinformatiecampagne.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *