Vorige week was Yu Keping te gast bij het BICCS, het VUB China centrum. Deze belangrijke figuur uit de inner circle van de Communistische Partij kwam er spreken over ‘civil society’.
In tegenstelling tot wat velen denken is er in China een vrij grote academische vrijheid en kan je aan de universiteiten individuen zowat alle mogelijke politieke theorieën horen verkondigen. Het academische debat stimuleren past in de huidige strategie van ‘wetenschappelijke ontwikkeling’. Maar Yu Keping is iemand van een ander niveau: wat hij vertelt is meer dan een individuele mening, het leeft zeker bij een aanzienlijk deel van de leidende partijkaders. Yu Keping is immers hoofd van het Bureau voor Vertalingen en Compilaties dat ressorteert onder het Centrale Comité. En dat bureau is dé denktank van de Communistische Partij van China.
Yu begon met een aantal voorbeelden om aan te tonen dat er overal civiele initiatieven genomen worden. Hij citeerde projecten voor steun aan interne migranten, invaliden, minderheden, stervenden, arme kinderen, maar ook milieucomités, groepen die ijveren voor meer participatief bestuur in Beijing en dergelijke. De burgers nemen meer en meer het heft in eigen handen.
Rond de betekenis van de term ‘civil society’ bestaat in het Chinees verwarring (heeft het Nederlands er overigens wel een correct begrip voor?). Er zijn twee historische vertalingen, ‘shimin shehui’, een eerder negatieve term die zowel ‘stedelijke maatschappij’ kan betekenen als dat wat Marx de bourgeoismaatschappij noemde en ‘minjian shehui’ wat eerder verwijst naar marginale oppositiegroepen tegen de vroegere Guomindang dictatuur. Tegenwoordig spreken we meestal over de ‘gongmin shehui’, een positieve term die dicht staat bij het westerse begrip van participatie van de burgers. Deze gongmin shehui moet onafhankelijk zijn van de staatsstructuur (en van de partij), en onafhankelijk van de marktmechanismen, m.a.w. het moet een NGO VZW zijn. De opkomst van de gongmin shehui werd maar mogelijk sinds het begin van de hervormingen. Het invoeren van de markteconomie creëerde specifieke groepen die voor specifieke eigen belangen opkwamen. De mogelijkheid om dat te doen in onafhankelijke organisaties hangt samen met de verdergaande democratisering van China.
Op dit ogenblik zijn er drie soorten civil society organisaties: de sociale verenigingen, de burgerlijke vzw’s, en de private stichtingen. Deze laatste worden recent meer populair bij rijke Chinezen die zo iets willen bijdragen aan de maatschappij. Officieel zijn er 450.000 organisaties geregistreerd, maar uit steekproeven komt een schatting van 3 tot 8 miljoen feitelijke verenigingen naar voor. Dit komt enerzijds doordat traditioneel het laagste niveau van de Chinese regering bestaat uit arrondissementen; alles wat op een nog lager niveau gebeurt valt buiten de rapportering; zo zijn strikt genomen alle dorpsbesturen een niet geregistreerd deel van de ‘civil society’ , ze zijn namelijk niet geïntegreerd in de bestuurspyramide (het partijcomité van het dorp is daarentegen wel een integraal deel van de partijstructuur). De tweede belangrijke reden voor niet-registratie is de huidige reglementering die eist dat men een regerings- of partijdepartement als sponsor heeft; wat niet zo gemakkelijk te vinden is.
En dan nog een opmerkelijk gegeven: het getal van 3 miljoen civil society organisaties is symbolisch belangrijk, want de CPC, de grootste partij ter wereld, heeft zelf 3 miljoen basiscellen. De civil society zou dus in zekere zin al evenveel mensen kunnen mobiliseren als de Partij.
Om de civil society aan te moedigen wordt er nu geëxperimenteerd met de registratie van organisaties zonder de vereiste officiële sponsor. In het nieuwe vijfjarenplan duikt de term civil society voor het eerst op. De ontwikkeling ervan wordt als positief ervaren binnen het kader van het ‘social management’, nog een begrip dat de laatste tijd vaker voorkomt in documenten van partij en regering. Er is zelfs sprake van om sommige openbare diensten over te dragen aan sociale organisaties: de overheid zou overwegen afdelingen van de sociale zekerheid, het lokaal bestuur, de openbare ordehandhaving aan derden over te dragen.
De civil society waar Yu keping over sprak is er een ‘met Chinese karakteristieken’. Het meest in het oog springende is dat veel van de belangrijkste ‘onafhankelijke’ organisaties geleid worden door de regering. Het is in veel gevallen de regering die ‘onafhankelijke’ organisaties stimuleert, opzet en dan hoopt dat ze stilaan hun eigen weg zullen opgaan, wat ook gebeurt. Om de regeringsinvloed tegen te gaan is er sinds 1998 een richtlijn die regeringskaders verbiedt organisaties van de civil society te leiden; zelfs gepensioneerde kaderleden worden aangespoord dat niet te doen. Yu Keping vindt dat de partij niet meer alles moet controleren zoals vroeger. Het is positief dat de burgers in eigen organisaties onafhankelijk van de partij ook een zekere macht verwerven. Een regering die goed werkt en het volk achter zich heeft moet geen schrik hebben dat de civiele organisaties zich tegen hen gaan keren. Hij dacht niet dat er vanuit de civil society een oppositiepartij of beweging zou ontstaan.
Yu Keping besloot dat de verdere uitbouw van de civil society samenhangt met de politieke en economische hervormingen. De uiteenzetting was een grotendeels technische bespreking van hoe de civil society zou kunnen of moeten werken, zonder de vraag te stellen binnen welk maatschappijsysteem dat gebeurt. Tijdens het vragenuurtje ontweek Yu zelfs een vraag over verschillen tussen Taiwan en het vasteland: ze zijn beiden in ontwikkeling en kunnen van mekaar leren. Eén keer had hij het over ‘specifieke belangen’ maar klassenbelangen en klassentegenstellingen zijn in de ontwikkelde civil society zoals hij die ziet blijkbaar niet aan de orde. In het Westen zien ze de ontwikkeling van de ‘civil society’ gewoonlijk als de belangrijkste mogelijke doodgraver van het Chinese socialisme. Het was opvallend dat Yu Keping in zijn hele discours geen enkele keer het woord ‘socialisme ‘ gebruikte.
Zie ook Dialogue over NGOs
Frank,
Wat weer een interessant artikel. Biedt deze ontwikkeling meer opening naar het kapitalisme of lees ik dat verkeerd? Het artikel van Dirk Nimmegeers 2009 gelezen: “CPC-spreker: “socialisme ontwikkelen, kapitalisme niet onderschatten”,stelt me dan weer gerust.
Ik blijf een enthousiaste/tevreden lezer van deze site.
Anna